Laatste maanden van de oorlog (6)

DE OORLOGSWINTER van 1944/1945.

CONCERTEN IN HET NOODHOSPITAAL.
Een heel opvallende gebeurtenis in deze moeilijke en donkere tijd waren muziekuitvoeringen in het Rode Kruis ziekenhuis of noodhospitaal te Otterlo. Zoals al eerder is aangegeven was toen in het Kröller Müller Museum een ziekenhuis ingericht voor volwassen patiënten, terwijl in de Ericaschool jonge patiënten waren ondergebracht. Voor patiënten en verplegend personeel speelde violist Herman Krebbers, op de piano ondersteund door Marinus Flipse. Krebbers (1923-2012) had al eerder, namelijk op tienjarige leeftijd, zijn grote muzikale gaven getoond op het eerste concert van zijn loopbaan, nota bene in Ede. Na de oorlog verwierf hij grote faam o.a. als concertmeester van het Koninklijke Concertgebouw Orkest en als vioolleraar. Wonderlijk genoeg is er weinig geschreven over deze concerten. Wel is bekend dat ze zijn gehouden voor de patiënten in het Kröller Müller Museum, maar ook voor personeel en Rode Kruismedewerkers in de theekamer, ook wel eetkamer genoemd, van het Jachthuis Sint Hubertus. Natuurlijk werden deze concerten niet in de krant vermeld. Maar er blijven vragen over: Waarom zaten Krebbers en Flipse hier ‘min of meer’ ondergedoken, zoals Haak schrijft? Flipse was op 11 november 1944 bij de grote razzia van Rotterdam opgepakt, maar onderweg naar Duitsland in midden Nederland ontsnapt, dus hij zat in de buurt. In die maanden liepen mannen tussen de 17 en 50 jaar overigens altijd risico’s. Hoe vaak speelden zij en welke muziekstukken? Er wordt ook gesproken over een uitvoering in Hoenderloo, die kennelijk meer op jazz en een ‘jam session’ leek, dus mogelijk werden er niet alleen klassieke werken gespeeld.

De beste indruk krijgen we door enkele getuigen aan het woord te laten. De eerste is Winny Zondag, die ,afkomstig uit Arnhem, in de herfst van 1944 met haar ouders en verloofde Hans van der Horst als evacués door de fam. Schreuders aan de Arnhemseweg te Otterlo, in huis werden opgenomen. Haar vader, directeur van een grossiersbedrijf in kruidenierswaren te Arnhem, had kans gezien om nog veel van zijn voorraden naar Otterlo te halen, waar opslag van de waren plaats vond in de werkplaats van fietsenmaker van der Brink aan de Arnhemseweg. Deze waren werden vervolgens ter beschikking gesteld aan het noodziekenhuis, de Johanna Stichting en anderen. In de loop van december 1944 werd het magazijn van van der Brink gevorderd door de Duitsers en in één nacht tijd werden de voorraden verplaatst naar het Dienstgebouw van het NP De Hoge Veluwe. Een deel werd zelfs opgeslagen in de kamer van de (in 1939 overleden) mevrouw Kröller in het Jachthuis Sint Hubertus. Om dicht bij de voorraden te blijven verhuisde de fam. Zondag/van der Horst mee naar het Dienstgebouw en kreeg onderdak in de chauffeurskamer. Winny woonde na de oorlog, getrouwd met Hans, tot haar overlijden in 2014 in Ede en heeft in die tijd haar belevenissen op papier gezet. Daarin lezen we naast veel andere zaken het volgende: Af en toe werd er een concert gegeven voor de evacués, die in het Park verbleven. Deze evenementen vonden plaats in de eetzaal van Sint Hubertus. Herman Krebbers met zijn viool en Marinus Flipse op de piano traden dan voor ons op. Wij vonden dat een fantastisch gebeuren. In onze schamele kledij zaten wij op de prachtige (Berlage) stoelen en dronken koffie of thee uit porseleinen kopjes met een goud randje. We werden bediend door Jacob (de Jong) de jarenlange trouwe huisknecht van de familie Kröller. De heer van Deventer (directeur) ensceneerde deze feestelijke gelegenheden. Dit waren kennelijk speciale concerten voor staf- en personeelsleden van het noodziekenhuis en Rode Kruis. Maar er werd ook voor de patiënten gespeeld.
Bram Haak laat rond 1994, dus 50 jaar na deze Hongerwinter, in de Schouw, toen het blad van de Vrienden van de Hoge Veluwe, leden van de familie Charbon en Jas Beumer aan het woord. Vader Gerrit Anton Charbon was chirurg in Arnhem en was tijdens de evacuatie opgenomen door huisdokter Beumer in zijn praktijkwoning (nu “t Witte Hoes’) te Otterlo. Chirurg Charbon deed operaties in het noodziekenhuis, zijn beide zoons van rond de 20 jaar deden vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis. Gerrit was chauffeur in een Rode kruis auto, een omgebouwde Ford Transit met een fors rood kruis, waarmee hij patiënten vervoerde. Henk Charbon werkte in de keuken, waar hij o.a. in drie gietijzeren potten op een houtvuur 75 kg aardappelen per keer moest gaarkoken. Ook hielp hij met de technische voorzieningen van het gebouw. Uit het interview van Henk licht ik m.b.t. de concerten het volgende deel: “Er waren ongeveer 135 bedden in het gebouw. In het middendeel stond ook nog de vleugel waarop voorheen en ook later nog, zoals gebruikelijk was in het Museum, concerten werden gegeven. Maar tijdens de evacuatie kreeg de vleugel een heel speciale betekenis, doordat de pianist Marinus Flipse samen met de violist Herman Krebbers, die min of meer ondergedoken zaten op de Hoge Veluwe, regelmatig een optreden verzorgde voor personeel en patiënten. Als bijzonderheid wordt nog vermeld, dat Herman Krebbers ‘s avonds langs de vertrekken ging en staande aan het bed de zieken vroeg, wat zij wilden horen en dan klonken er later melodieën van heimwee en verlangen. Een zekere Kees, die doodziek was, vroeg om het Ave Maria en was een uur later overleden.”
Volgens Winny zijn er in die tijd twee razzia’s geweest maar het noodziekenhuis was tijdig gewaarschuwd. Voor de mannen die gevaar liepen waren schuilplaatsen beschikbaar. Ook werden onderduikers in leegstaande bedden ondergebracht en zo tot patiënt bevorderd. De familie Charbon verhuisde na de bevrijding van Otterlo op 15 tot 17 april 1944 naar het Jachthuis omdat ’t Witte Hoes bij de bevrijding van Otterlo door de inslag van een tankgranaat te zeer was beschadigd. Zij werden daar nog netjes bediend door Jacob.
Nog niet zo lang geleden na de bouw van Cultura in Ede, waarin o.a. de Muziekschool van Ede is gevestigd, kreeg de grote zaal aldaar de naam: Herman Krebberszaal.