Verzetsactiviteiten in Otterlo
Inleiding
Was er sprake van verzet of een verzetsgroep in Otterlo? Ja, dat was er wel degelijk. Bakker Veen behoorde tot een verzetsgroep die zijn zetel had in Bennekom. Bij Heiwegen was een Jodin ondergedoken en bij Jan van der Meijden waren de twee meisjes Singel van 14 en 18 jaar ondergedoken en hadden een schuilplaats in de hooiberg. Wanneer er een razzia op komst was werden ze gewaarschuwd door de politiemensen van Zwetselaar en Michels. Samen met huisarts Beumer waren deze drie mensen de enigen die van het bestaan van onderduikers afwisten. En verder Jannes Rap, daarover later meer. In de herfst van 1944 kwam een verzetsgroep regelmatig in ‘Jagersrust’ bijeen onder leiding van ‘Karel’ die goede connecties had in de hogere regionen van het verzet. De groep stond telefonisch in verbinding met de geallieerden aan de overkant van de Rijn. Achter het huis waar nu kapper Prophitius zijn zaak aan de Dorpsstraat heeft staat nu nog op dezelfde plaats een elektriciteitshuisje van de PGEM, door technische mensen van de telefoondienst was daar een telefoon intact gehouden die door de Duitsers over het hoofd is gezien. Zij gaven de sleutel van dat huisje aan de verzetsgroep van ‘Karel’. Vergaderingen met de geallieerden in ‘Jagersrust’ konden via die telefoonverbinding worden afgesproken. Die officieren verkleden zich als politieagent of boswachter en konden op die manier aan de vergadering deelnemen. Op 14 april 1945 zegt ‘Karel’ tegen de groep: ‘Morgen gaat het gebeuren, hier in Otterlo’. De eerste Canadezen kwamen uit de ingang van het Nationaal Park vanaf de Houtkampweg richting de Dorpsstraat. Voor het “Witte Hoes” van dokter Beumer zaten jonge soldaten in hun schuttersputjes en mikten met hun ‘Panzerfausten’ op de oprukkende Canadese tanks. Precies achter de op de tank geschilderde ster ging de eerste tank de lucht in. Alle inzittenden kwamen om, de commandant Mackinnnon rolde uit de tank in de greppel, zeer zwaargewond en een dag later overleden in het ziekenhuis in Ede. De situatie was erg onoverzichtelijk op de 15 april. Aan de ene kant van de weg groepen evacuees aan de andere kant de bewoners van Otterlo in hun kelders met Duitse soldaten boven hun hoofd. In de boerderij van Beumer aan het begin van de Dorpsstraat zaten zo’n veertig Duitsers in het hooi en twee officieren in de ‘beste kamer’ ingekwartierd. Omstreeks 12 uur werden patronen en handgranaten uitgedeeld en werd er geroepen: ‘mensen in de kelder, de Tommy komt’. Het kanon stond voor de deur, tegenwoordig de parkeerplaats naast de Waldhoorn en voor de fietsenzaak, had een ruim schootsveld richting Houtkamp over de lengte van de Dorpsstraat. Na het eerste schot waren alle ruiten gesprongen en bij het tweede schot werden de rupsbanden van de tank aan flarden geschoten. Nadat de eerste tank van de Canadezen was opgeblazen door een voltreffer, trokken de geallieerden zich terug in het Park. In de boerderij van Beumer was het paard dodelijk getroffen maar de koeien leefden nog. Op het woonhuis viel een granaat wat iedereen natuurlijk goed zenuwachtig maakte. Op de volgende dag, maandag dus, werd iedereen gewekt door een bombardement waarna de Canadezen wederom Otterlo binnentrokken. Nu met een grote overmacht aan tanks. Voor het keldergat klonk plotseling een Engelse stem en de moeder van ‘Karel’ zei tegen hem: ‘Toe Karel zeg wat terug, je spreekt immers Engels’. De opmars verliep nu snel, eigenlijk te snel. Immers er werd nu een lang lint gevormd van Otterlo richting Barneveld/ Voorthuizen en dat maakte verdedigen tot een hachelijke zaak. Midden in de nacht vielen de Duitsers totaal onverwacht aan. De bovengenoemde telefoonlijn is van vitaal belang geweest om de kopgroep van de Canadezen te waarschuwen, die zaten in de buurt van Barneveld, hoe de toestand ervoor stond in Otterlo. Bij de familie Beumer sliepen nu ongeveer 15 Canadezen in de keuken. De Duitsers kwamen tot aan de lagere school. In het huis van Beumer stonden drie mitrailleurs opgesteld en de burgers zaten allemaal in de kelder. Als nieuwsgierige jongens ging Jas Beumer en een vriendje een kijkje nemen bij de voordeur, maar ze werden direct door geweervuur weer de kelder ingejaagd. Korte tijd later zagen de mensen uit de kelder de eerste krijgsgevangenen. Buiten was het chaos troef. Veel branden, in schuttersputjes zaten dode Duitsers in een hurkhouding alsof ze sliepen. De Canadezen namen horloges, portemonnee, enz. van de Duitsers af en zeiden met een grijns ‘Souvenir’. Pas later werden de lijken opgehaald en geïdentificeerd, voor zover dat mogelijk was. Op die laatste dag zijn nog drie Canadezen doodgeschoten die bij de familie Beumer in huis hadden geslapen! Onder andere bij “De Lindenhof” aan de Hoenderloseweg zaten nog een paar fanatieke Duitsers. Een Canadese commandant en een jonge officier bij hem speurde de omgeving af en toen de oudere commandant zag dat zijn jonge officier blinkende knopen en insignes droeg, sneed hij die van zijn uniform en redde daarmee zeer waarschijnlijk zijn leven. Op 17 april 1945 was de strijd in Otterlo gestreden en vonden er geen schermutselingen meer plaats. Opgave van toen spraken van 21 gedode Canadezen en ongeveer 125 Duitsers.
Op het schoolplein stond een gaarkeuken en in gamellen ging een deel van het eten naar het Noodhospitaal in het Museum. De evacuees, mensen uit het dorp en zusters uit het noodziekenhuis zorgden voor het bereiden van het eten, het ging daarbij vaak om grote hoeveelheden zoals 1000 liter soep, dat wijst op de enorme behoefte die er was en hoeveel mensen er ook geholpen moesten worden. Bij de Mossel had boer Prangsma genoeg fabrieksaardappelen op zijn land beschikbaar voor de bevolking van Otterlo. In Jagersrust was een Noodgemeentehuis ingericht. Verzetsmensen zoals ‘Karel’ en zijn zuster speelden een bemiddelende rol. De zuster ging elke vrijdag naar Apeldoorn om daar geld op te halen en dat geld werd dan aan de mensen, veelal ook diegenen die gezinnen moesten onderhouden, uitbetaald. De zuster kwam ook op 8 maart 1945 langs De Woeste Hoeve toen zij gedwongen werd door de Duitsers om langs de zojuist gefusilleerde gegijzelden te lopen met de tas met geld op haar fiets. Ze lieten haar verder gewoon doorgaan zonder nader onderzoek. Ook na de oorlog is er uitbetaald, dat lijkt op achterstallig loon, ongetrouwde vrijgezellen, zij konden in oorlogstijd het geld beter missen dan getrouwde mannen met gezinnen.
Ondergrondse activiteiten in Otterlo en omgeving
Jannes Rap, een neef van ‘Jas’ Beumer was lid van de ondergrondse. Hij bracht een groep militairen over de Rijn, samen met een tweede gids namelijk jachtopziener van der Born. Later is Jannes Rap opgepakt en naar de Wormshoef in Lunteren gebracht en daar vastgezet. Vanwege zijn ondergrondse verleden werd zijn boerderij ‘De Westenrode’ platgebrand. Tijdens zijn gevangenschap zon hij op een mogelijkheid om te ontsnappen. Hij telde de tijd dat een schildwacht onder het raam passeerde. Er stond een divan voor het raam en wanneer hij naar buiten keek dan zag hij dat het gaas zodanig gespannen was dat er een 20 tot 30 centimeter vrije ruimte overbleef. Hij nam een kussen voor zijn gezicht en sprong pardoes door het raam en rolde meteen onder het gaas door. Er werd nog wel op hem geschoten maar hij werd niet geraakt. Hij rende eerst weg, kwam terug om de honden te misleiden en kwam toen bij een veearts terecht die hem oplapte. Via zijn broer in Utrecht, die bij de politie werkte, werd hij doorgestuurd naar helpers die onderduikers opnamen. Maar na een half jaar was het weer raak. Jannes verborg zich op de boerderij ‘De Westenrode’ in de varkenstrog toen de Hollandse SS zijn huis omsingelde en toen de varkens begonnen te knorren werd hij ontdekt. Ze vonden ook een parachute en toen ze vroegen of hij nog meer te verbergen had zij hij: ‘Ja, verder op in het bos’. Hij kreeg twee soldaten meegestuurd om de plek aan te wijzen en Jannes zei: ‘Ja, nu moet ik eens even kijken, ja daar rechts is de plek’ en meteen schoot hij het bos in. Er werd door de twee soldaten op hem geschoten en ze troffen hem in zijn been. Jannes strompelde verder richting Mosselse pad en toen het donker genoeg werd stak hij over en ging achter een heuveltje liggen. Daarna richting Otterlo en klopte hij aan bij de dubbele jachtopzieners woning aan het Mosselse pad. Zijn been zag er niet goed uit en dokter Beumer werd erbij gehaald die de wond heeft verzorgd. Jannes hebben ze nooit meer in handen gekregen.
Op de zondagmorgen 2 februari 1943 de dag dat de Slag om Stalingrad door de Russen definitief werd gewonnen, brak er lichte paniek uit onder de bezetters, onder andere op Vliegveld Deelen. Plotseling stond daar niemand meer op wacht en konden Jannes Rap en Jas Beumer zomaar doorlopen en het terrein opgaan. Er lag daar een Engels vliegtuig dat neergeschoten was en Jannes had de opdracht van het verzet om het vliegveld in kaart te brengen. De beide mannen hadden als reden waarom ze daar waren bij eventuele aanhouding willen opgeven dat ze naar Oom Paul, een familie lid die op de Kop van Deelen woonde, onderweg waren. Een groep die vaak op de achtergrond opereerde maar onmisbaar was mag zeker genoemd worden, namelijk de vele koeriersters! Hulde voor deze zeer dappere meisjes en vrouwen.
Sommige verzetsmensen vielen totaal niet op in de samenleving en zelfs niet in een kleine gemeenschap zoals die in Otterlo. Eén ervan was bijvoorbeeld Johan ‘Jo’ Bettink. Met vrouw en kinderen woonden zij in bij de familie van Manen die de boerderij ‘Nieuw Peppelenburg’ aan de Apeldoornseweg bewoonde. Hij was eierhandelaar en vooral na de Slag om Arnhem is hij actief geweest om gevluchte parachutisten die zich in de bossen rond Otterlo schuil hielden te helpen. Na 24 september kwamen veel evacuees naar Otterlo en ook de boerderij van Van Manen heeft veel mensen een dak boven hun hoofd gegeven. Johan bezorgde, met steun van betrouwbare boeren uit de omgeving, eten bij de para’s die in boshutten verscholen zaten. Op 5 november 1944 was er plotseling een omsingeling van de boerderij door de Duitsers maar niemand werd meegenomen. Na Pegasus II in de nacht van 17 op 18 november 1944 heeft Johan de uiteengeslagen groep in kleine groepjes naar veilige plaatsen kunnen loodsen en gaf hij hen daar te eten. Na een tweede huiszoeking op 28 november is het mevrouw Bettink in hoogzwangere toestand met haar zoontje naar haar schoonouders in Barneveld gevlucht. Toen die woning daar in februari 1945 ook getroffen werd door een vliegtuigbom is zij weer teruggegaan naar de boerderij aan de Apeldoornseweg. Na de oorlog kreeg Johan zowel van de Amerikaanse als de Engelse legerleiding schriftelijke dankbetuigingen. Dit laatste verhaal is een samenvatting van de gebeurtenissen die o.a. door Martin Hijink in de Dorpspraet, nr.3., van maart 2016 besproken zijn.
Berichtgeving in diverse ondergrondse media over de Slag om Otterloo in de maand april 1945.
Vaak moesten berichten via koerier(ster) worden verspreid of via illegale kranten worden gepubliceerd. Daar was veel moed voor nodig en talloze dappere mannen en vrouwen hebben dit met hun leven moeten bekopen. We hebben hieronder een selectie gemaakt uit die berichten die direct op de Slag van Otterloo betrekking hadden.
Aan de Slag ging dit bericht vooraf (september 1944)
Uit de Heerenveensche Koerier van vrijdag 20 april 1945: Een krantenbericht dat van hand tot hand moest worden doorgegeven
Een verslag van Charles Lynch (samen met Matthew Halton) die in de originele vorm hieronder te lezen en is in dit bericht in verkorte vorm van Reuter is overgenomen.
Radiojournalisten Charles Lynch en Matthew Halton rapporteren uit Otterloo
Hieronder geven we de oorspronkelijke radioboodschap weer.
Editor's Note: The narrative on this page was transcribed from a radio broadcast located at the URL below as verified on 2012 12 05. Charles Lynch was one of two journalists present for the battle of Otterloo and was employed by Reuters at the time. He is introduced by Matthew Halton of the Canadian Broadcasting Corporation. This news item was broadcast on 1945 04 17.
This is Matthew Halton of the CBC speaking from Holland. Victories in the air, but in the meantime there are still some ferocious battles. Last night, for example, a thousand Germans had been cut off by the Canadians and made a desperate effort to get back into western Holland. They overran a Canadian headquarters and all through the long night there was a bloody battle. Here is Charlie Lynch to tell the story. Charlie Lynch is a young Canadian, a war correspondent for Reuters, who has made a world reputation for himself since D-day in Normandy.
Matthew Halton at work.
Charlie Lynch.
The German dead were strewn about the tiny Dutch village of Otterloo today after one of the most savage little battles of this campaign. This was a battle between Germans and Canadians, 1000 men on each side. This morning 400 German dead lay on the roads and in the ditches and in the field. Two hundred fifty Germans had been taken prisoner. Down a road leading into Otterloo from the north came a column of men. A Canadian artillery sergeant challenged them when they came abreast of the gun lines. The reply was a vicious burst of Spandau fire. The battle of Otterloo was on. Ten seconds after the Canadian sergeant's challenge, there was bedlam. Gunners jumped to their field pieces and fired them over open sights at the oncoming Germans. When the enemy overran the guns, the gunners dug themselves in and went on fighting from their slit trenches with sten guns, rifles, and pistols. Not a single gunner surrendered and not a single gun was captured but the Germans surged past the gun area and into Otterloo. If the Germans could have penetrated this headquarters area, they might have been able to dash right across the corridor. They did not get through. A Canadian colonel firing from beneath his caravan killed two. His batman killed three. Nearly everybody in the headquarters has at least one notch to carve on his gun. Some have as many as ten.
At the height of the battle, four WASP flamethrowers trundled into the battle-torn village of Otterloo. They wheeled up to the road along which more Germans were pouring to join the break-through attempt. Great tongues of flame spurted out. Terrible screams came from those who did not die instantly. In front of one flame thrower this morning, I saw 105 German dead, all terribly burned. The flame throwers turned the tide.
With 400 Germans dead and 250 taken prisoner, the enemy attack broke and tonight remnants of the German force are being rounded up in the woodlands around Otterloo. At 8:30 AM the fighting was over. German prisoners started the tremendous task of burying their dead. Men like Lance-bombardier Tom Mauer of Hazel Dell, Saskatchewan; Gunner Larry Agnew of River Hebert, Nova Scotia; and Bombardier John A. MacLean of Montreal laid down their smoking guns and congratulated one another. Man for man these gunners and headquarter's soldiers had outfought the Germans. They killed more of the enemy than I have ever seen in such a small area.
Their own casualties were not heavy. Tonight there are 400 fresh graves at Otterloo. The Canadians are ready to increase that number if the Germans want to try it again. [Matthew Halton ]
You've been listening to Charlie Lynch of Reuters describing what happened to a thousand Germans when they tried to overrun a Canadian headquarters. This is Matthew Halton of the CBC speaking from Holland. De originele geluidsband van Matthew Halton en Charly Lynch is te beluisteren via: http://www.cbc.ca/player/play/1726531870/ (Original tape Lynch/Halton).
Dit soort berichten werd van hand tot hand doorgegeven. Snelle, actuele en korte verslagen over de voortgang in de oorlog. De inhoud was niet altijd even accuraat maar de behoefte aan ‘nieuws’ was groot en deze stencils waren heel erg in trek, maar niet altijd zonder risico om in bezit te hebben. Men wilde graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die in razend tempo plaatsvonden.
In deze twee ondergrondse krantenberichten wordt eveneens verslag gedaan over de Slag om Otterloo. Grote verschillen in opgegeven aantallen doden en gewonden zijn opvallende kenmerken in deze berichten.
Tot slot een verslag in de verzetskrant Trouw van 28 april 1945, 11 dagen na de Slag om Otterloo.