53 evacués op boerderij Mossel
De Duitsers hadden een lijn over de kaart getrokken als grens voor het ‘Sperrgebiet’, het verboden gebied dus waaruit de bevolking moest verdwijnen. Op het landgoed het Planken Wambuis, toen bezit van de beleggingsmaatschappij Unitas, moesten de bewoners van boerderij en theehuis Oud Reemst, café/restaurant Planken Wambuis en de boswachterswoning dicht bij de N224 vertrekken, alleen de bewoners van boerderij Mossel, de familie Prangsma en jachtopziener Minnen die daar vlakbij woonde, konden blijven zitten omdat ze buiten de grens vielen (*5).
Op Mossel zijn veel evacuées terecht gekomen. Uiteindelijk zijn er 53 voor kortere of langere tijd gehuisvest. Het waren een neef van de Prangsma’s met gezin en verder vrienden of buren die Mossel kenden. Rond 1995 hebben enkele evacués hun ervaringen in een aardig boekje vastgelegd. Ondanks het beroerde gevoel om van je thuis te zijn weggejaagd was het daar niet alleen maar kommer en kwel!(*2).
Woonruimte.
Om de mensen woonruimte te geven werd de grote schaapskooi naast het huis met strobalen in compartimenten verdeeld, met stro op de vloer. Verder lukte het om een aannemerskeet van firma Verstoep aan de Arnhemseweg af te breken en hier weer op te bouwen. Ook schuren/ kippenhokken werden bewoond.
Jachtopziener Minnen wees zo nu en dan een dode boom aan, die vervolgens werd omgezaagd en tot houtblokken gehakt. Dus men kon zich warm houden en eten koken.
De bewoners van de herberg Planken Wambuis verhuisden ook naar Mossel. Daarbij werden alle matrassen meegenomen, zodat iedereen op een goed matras kon slapen.
Eten.
Een ambtenaar van voedselvoorziening wees de evacuées een hoeveelheid aardappelen, rogge en knolrapen toe, die door Prangsma tegen normale prijzen werden geleverd. De warme maaltijd bestond dus vrijwel altijd uit aardappelen met knolraap, brood was overwegend roggebrood, dat door de bakker in Otterlo werd gebakken. Zondags was het de feestdag omdat jachtopziener Minnen regelmatig kans zag om konijnen te vangen of te schieten. In die tijd werden de wilde konijnen nog niet geplaagd door allerlei ziekten en waren er behoorlijke aantallen aanwezig. Dus dan was het menu: aardappels en knolraap met konijn. Smullen!
Tweemaal per week kon er ook eten gehaald worden uit de gaarkeuken bij de Ericaschool te Otterlo. En dan wandelden enkele evacués met een trekkarretje langs de Mosselse(zand)weg de 4 km heen en ook weer terug.
Vliegtuigen en nieuwe wapens.
In die tijd was je er al helemaal aan gewend, dat er veel vliegverkeer was. ’s Nachts werd je vaak wakker van het geronk van grote aantallen overvliegende Engelse Lancaster, Stirling of Wellington bommenwerpers. Overdag zag je regelmatig eskaders Amerikaanse Vliegende Forten of Liberators hoog overkomen, vergezeld van jachtvliegtuigen. De laatste waren zo nu en dan in gevecht met Duitse onderscheppingsjagers. Dat leverde toen voor mij, een jongen van 10 jaar, fascinerende beelden op. Het waren echter keiharde gevechten op leven en dood.
Vanaf 1939 tot het eind van de oorlog zijn er in ons land in de orde van 7000 vliegtuigen neergestort. In het boek ‘Ede in wapenrok’ worden voor de gemeente Ede tussen 31 mei 1942 en de bevrijding 32 crashes van geallieerde vliegtuigen met naam en toenaam vermeld. Er worden maar een viertal Duitse vliegtuigen genoemd maar ongetwijfeld moet ook dit getal veel
hoger zijn. Daarbij zijn ook veel piloten omgekomen, maar van de vliegers die met valscherm veilig landden, zijn er een aantal ondergedoken. De verongelukte Duitse kisten op vliegveld Deelen zijn b.v. niet genoemd (*15).
Crashplaatsen.
Op 23 september 1944 stortte een Engelse Stirling bommenwerper, echter gevuld met voorraden voor de ingesloten Airbornes bij Oosterbeek, geraakt door Duits afweergeschut, neer in het Planken Wambuis. Vijf van de zeven inzittenden kwamen daarbij om. In het landgoed, vrij dicht bij de Arnhemseweg en bereikbaar via de gele route, staat ter herinnering een een klein monument (foto).
In de omgeving van Otterlo en Harskamp zijn een stuk of 7 à 8 Geallieerde vliegtuigen neergekomen. In de nacht van 23 juni 1943 werd een Stirling bommenwerper, die op weg was naar een doel in Duitsland, geraakt door een Duitse nachtjager en daverde aangeschoten laag over Otterlo en De Houtkamp en sloeg bij het Monument van Generaal De Wet in het NP De Hoge Veluwe te pletter. Alle zeven inzittenden kwamen daarbij om. Verder zijn er op 10 oktober 1943 een Amerikaanse B 17 en op 9 maart 1945 een Mosquito-jager in het ISK gecrasht. Op 28 mei 1943 kwam er een Engelse Lancaster bommenwerper neer aan de Karweg/ Boveneindseweg te Otterlo.
Bij vakantiecentrum Het Mussennest in de rand van het Roekelse bos moet volgens oude ingezetenen van Otterlo een Duitse nachtjager zijn neergekomen.
In 1944 stortte er een Engelse bommenwerper neer in de buurt van mijn ouderlijk huis te Slagharen. De bemanning was er vermoedelijk in het donker met parachutes uitgesprongen en ver uit de buurt terechtgekomen. Voordat de Duitsers bij het wrak waren hadden schooljongens al heel wat spullen uit de wrakstukken gehaald, waaronder veel munitie. We ruilden scherpe patronen onderling voor knikkers. Twee dagen later werd ’s morgens bij het begin van de schooldag door de hoofdonderwijzer de deur van het lokaal met de hoogste klassen op slot gedraaid. Er waren ook twee bestuursleden aanwezig en vervolgens werden we gesommeerd om onze zakken leeg te halen en, bij weigering, gefouilleerd zouden worden. Er werden bijna 100 scherpe patronen verzameld.
Ik ga hier niet vertellen wat wij met deze munitie uithaalden, maar gelukkig zijn er geen ongelukken gebeurd.
VI.
Maar in de loop van december kwam er voor de bewoners van Mossel ’s avonds een ander, een soort reutelend geluid bij. Zij kwamen tot de ontdekking dat het V I’s moesten zijn. Een paar avonden later werden zij opgeschrikt door een zware explosie met hel licht. ’s Ochtends bleek, dat zo’n ‘vliegende bom’ ongeveer 400 m voorbij de boerderij was ingeslagen in de dubbele beukenrij, die de grens vormt tussen het Mosselgebied en de Ginkel. Als je nu op de fiets de Planken Wambuisweg vanaf de Hartenberg afrijdt en je komt in het vroegere landbouwgebied, dan is rechts in de beuken het gat nog terug te vinden, nu opgevuld met laagblijvende vlierstruiken.
In het najaar van 1944 kwamen er dus een nieuw wapen bij, n.l. VI’s of onbemande straalvliegtuigen en daarna ook de V2, de eerste raket. Dit waren de nieuwe wapens waarmee Hitler de oorlog wilde winnen.
In ons woongebied hadden we alleen te maken met de V I. Zij vlogen betrekkelijk laag op 1000 ã 1200 m met een snelheid van ongeveer 600 km/uur en hadden een bereik van va 250 à 350
km. Zij waren met enkele typen geallieerde jachtvliegtuigen wel neer te schieten of uit balans te brengen, maar daarover heb ik boven de Veluwe niets gelezen.
De Geallieerden, die België en Zuid-Nederland hadden bevrijd, besloten om de haven van Antwerpen te herstellen en uit te bouwen tot de belangrijkste aanvoerhaven voor mensen en materieel. De Duitsers trachtten dit te blokkeren met het afvuren van V I’s. Zij hadden daarvoor in bossen tussen in Overijsel, in de buurt van Rijssen en Lettele lanceerbases ingericht. Gelijk met het Ardennenoffensief, midden december 1944 begonnen zij met het afvuren. Voor 1 januari 1945 waren er al bijna 600 afgevuurd, met elk een springlading van bijna 1000 kg. Ongeveer een kwart ervan viel bij het afvuren of onderweg door motorstoring uit en kwakte naar beneden.
De route van deze onbemande straalvliegtuigen van Overijssel naar Antwerpen liep recht over de gemeente Ede. Ook in het voorjaar van ’45 zijn er tot eind maart nog honderden afgeschoten, ’s morgens vroeg of ’s avonds na 6 uur in het donker. Soms 30 of 50 stuks per dag. In de gemeente Ede zijn er tien of meer neergekomen. De meesten, zoals die bij Mossel, kwamen in natuurterreinen terecht en dan was de schade beperkt. Zo zijn er inslagen gemeld in het Deelerwoud, het ISK-Harskamp, de Vijfsprongweg te Wekerom en andere plaatsen. Een ramp veroorzaakte de V I, die op 27 december neerkwam op de huizen van de Verlengde Maanderweg/Kamperfoelielaan in Ede, waarbij 15 inwoners omkwamen.
De mensen hadden grote angst als ze het typische pruttelgeluid van de straalmotor hoorden aankomen. Angst dat het geluid ineens zou ophouden, want dan wist je dat het ding naar beneden dook.
Achteraf is het een beetje wonderlijk, dat ik, toen op de boerderij van mijn ouders in N.O. Overijsel als 10-jarige jongen iets van de start van de V I’s meemaakte. De winter van 1944/45 had een heel koude januarimaand en ondanks de oorlog schaatsten we ’s avonds bij maanlicht soms op sloten en kanalen. Dan zag je op heldere winteravonden in het zuiden in de buurt van Rijssen, V I’s vaak in groepen van drie, opstijgen. We hadden toen geen benul van de angst die dit onder de vluchtbaan in Gelderland en Brabant teweegbracht.