Martin Huijink
Foto: Van l. naar r.: Dick van der Klis; Martin Hijink; Piet Hofman en Gerrit Breman bij de presentatie van hun boek: “Een oase in de wildernis…” Geschiedenis van Planken Wambuis.
Uitgave van Gemeente Ede Gemeente archief, Historische Cahiers Ede, 2014.
In onderstaand Overzicht met een aantal artikelen die door Martin Hijink geschreven zijn over dorp Otterlo, met het accent op de oorlogstijd van 1940-1945. De artikelen zijn in verschillende bladen zoals ‘De Zandloper’, ‘Het Verhaal’ en ‘De Dorpspraat’ verschenen en bestreken daarmee vooral het woongebied van Ede, Otterlo, Wekerom en Harskamp. Wij meenden er goed aan te doen om deze artikelen te bundelen en als een serie overzichten te plaatsen in de rubriek Martin Hijink op de website www.Oudotterlo.nl. Wij hebben de artikelen niet bewerkt maar in de oorspronkelijke vorm gelaten. Dit beschouwen wij als een eerbetoon aan de man die veel aan kennis en verspreiding over het dorp Otterlo heeft bijgedragen.
Otterlo, september 2023. Jan A. Vos, Jan van de Grootevheen.
DE LAATSTE MAANDEN VAN DE OORLOG.
Deel 1.
Zeventig jaar geleden zat ons land in de laatste en moeilijkste fase van de bezetting door de Duitsers. In juni 1944 begon de landing van onze bevrijders in Normandië. In de volgende maanden rukten zij op door Noord-Frankrijk en België richting Nederland. Op 17 september begon de Slag om Arnhem, die jammerlijk verloren ging. Daarop volgden moeilijke maanden
met de tragische hongerwinter voor de inwoners van West Nederland. Pas half april 1945 werd het offensief van de Geallieerden hervat en werd in enkele dagen tijd de Veluwe bevrijd.
Zo’n rond getal van 70 nodigt uit om extra aandacht te besteden aan deze periode en hier en daar begint men al over de komende herdenkingen na te denken.
Het zal gaan over de Slag om Arnhem, de grote stroom evacuees vanuit Arnhem en de Veluwezoom, de VI’s die over kwamen of neerploften, de voedselvoorziening en natuurlijk de bevrijding van de Veluwe van 15 tot 20 april 1945. Het zijn verhalen, die vooral speelden in Otterlo, Harskamp, Wekerom en omgeving. Maar ook eigen herinneringen, omdat ik als jongen van 10 jaar die periode in NO-Overijssel bewust heb meegemaakt en die geheel aansluiten bij wat hier gebeurde. Op deze wijze krijgt u, hoop ik, wat meer een beeld van deze moeilijke tijd.
Want natuurlijk moeten we niet vergeten. Ook al lijkt ‘vrijheid’ nu voor iedereen vanzelfsprekend. In die enkele dagen van de bevrijding van de Veluwe zijn nog in de orde van 300 Canadese en Engelse bevrijders gesneuveld en zijn ook, zij het een beperkter aantal, inwoners omgekomen. Maar ook aan Duitse zijde zijn honderden doden gevallen, alleen in Otterlo al bijna 100, al zijn in de chaos van de Duitse nederlaag die aantallen moeilijker vast te stellen. In vele opzichten was dit een zeer dramatische periode.
De slag om Arnhem.
Op 17 september 1944 begon de Operaties Market-Garden van de Geallieerden met grootschalige droppings van ‘Airbornes’ op de Ginkelse en Wolfhezer hei. In de weken daaraan voorafgaand waren verkenningen uitgevoerd en informatie uit ondergrondse kanalen verzameld om risico’s te verkennen en vervolgens uit te schakelen.
Een belangrijk doel was vliegveld Deelen, door de Duitsers al snel na de capitulatie in 1940 tot één van de belangrijkste vliegvelden van de ‘Luftwaffe’ in NW Europa uitgebouwd. Ook het zuidoostelijk deel van park de Hoge Veluwe werd ‘gevorderd’ voor de uitbreiding van het vliegveld. Er stonden in de eerste oorlogsjaren tientallen jagers, tot soms 150 stuks. Het waren vooral nachtjagers, als antwoord op het feit, dat de Britten, gedwongen door de grote verliezen aan het begin van de oorlog ’s nachts gingen bombarderen. De Amerikanen deden pas in 1942 mee aan de oorlog en bombardeerden overdag, maar toen was begeleiding van de bommenwerpers met jagers tot in het doelgebied al goed geregeld, waardoor de verliezen konden worden beperkt.
Uitschakeling van het vliegveld.
Natuurlijk moest dit vliegveld grondig uitgeschakeld worden, zodat de Geallieerden er geen last van zouden hebben. Na eerdere aanvallen herstelden de Duitsers de schade snel, maar nu ter voorbereiding van de opmars richting Arnhem kwamen er zeer zware aanvallen. Op 15 augustus 1944 door 94 Engelse Lancaster bommenwerpers. Vervolgens werden er razzia’s in Arnhem gehouden en mannen naar het vliegveld gestuurd op de bomtrechters in de startbanen te dichten. Een van mijn (latere) vrienden, Harry van Tuil, werd ook opgepakt en moest daar met ossen werken, maar dook na een dag onder. Op 3 september volgde een bombardement van 103 Lancasters. Daarna werd het vliegveld, vermoedelijk mede doordat de Geallieerden door België tot in Brabant waren opgerukt, verlaten. Toch bombardeerden 60 Amerikaanse vliegende forten op 17 september 1944, dus op de eerste dag van de luchtlandingen, nog het luchtafweergeschut rond het vliegveld.
De explosies van deze acties waren ver in de omgeving te horen. Theunissen sr van het gelijknamige autobedrijf aan de weg naar Ede, dus ver van het vliegveld, herinnert zich uit zijn jeugd dat door die explosies de klink van de deeldeur voortdurend lag te rammelen. Maar mensen die dichter bij het vliegveld woonden waren de aanvallen natuurlijk veel
angstaanjagender en de schade groot. Op de Kemperberg in het zuidelijk deel van het Park de Hoge Veluwe, dus pal tegen het vliegveld aan, was toen nog een boerderij in bedrijf. In die boerderij, waar nu een van de stafleden van het park woont, boerde toen de familie van Omme. Zoon Henk, toen een jongen van een jaar of 10, vertelde dat het huis, hoewel het geen voltreffer kreeg, toch meer dan 1000 dakpannen verloor en onbewoonbaar werd. Zij kwamen vervolgens op Tepelenburg 2 in Harskamp terecht, dat leeg stond. Daar wonen nu nog van Omme’s. Henk trouwde later met de dochter van Peet Brons, boer op de Houtkamp te Otterlo. Op dat bedrijf woont nu zoon Peter van Omme met zijn familie.
Evacuatie van de Veluwezoom.
Op 23 september 1944 gaven de Duitsers bevel tot algehele evacuatie van Arnhem en de zuidelijke Veluwezoom.*8,9,10. Tienduizenden inwoners moeste hals over kop vertrekken. Zuid-Nederland was al bevrijd, dus zij moesten woonruimte zien te vinden in de noordelijke gebieden van het land.
Vaak werden ze opgenomen bij familie, vrienden en kennissen. Verder speelde het Rode Kruis ook een belangrijke rol bij de plaatsing van evacués, de voedselvoorziening (‘gaarkeukens’) en verzorging van zieken (b.v. Inrichting van het Kröller Müller Museum tot Rode Kruis ziekenhuis). Een flink deel van de evacuées trokken ook richting Otterlo, Wekerom, Harskamp. Velen werden doorgestuurd want deze dorpen hadden maar een beperkte capaciteit.
Verhaal *14:
Winnie Zondag, in 1944 ongeveer 20 jaar oud, woonde toen in Arnhem. Haar vader was directeur van een grossiersbedrijf in kruidenierswaren. In die tijd waren er nog veel kleine kruideniersbedrijven in ons land die door grossiers van waren werden voorzien.
Winnie was verloofd met Hans van der Horst, een zoon van een arts te Arnhem.
Toen ze van de Duitsers uit Arnhem weg moesten gingen de familie Zondag, van der Horst en enkele andere artsenfamilies gezamenlijk op pad. Ieder probeerde alle noodzakelijke en dierbare spullen mee te nemen in fietskarretjes en kinderwagens e.d. Het was een zootje ‘ongeregeld’ zo beschrijft Winnie de tocht. Ze gingen naar Otterlo, over Arnhem-noord via bospaden naar Oud Reemst. Onderweg moest er verschillende malen worden gestopt vanwege lekke banden. Een extra handicap was: moeder Zondag kon niet fietsen en zat bij Hans achterop! Hans had het dus zwaar, want vooral bij Arnhem heb je flinke hellingen.
Zij kwamen na vele uren in de regen in Otterlo aan en werden opgewacht door het Rode Kruis. Allereerst kregen zij een flink bord pap. Dat ging erin als koek.
Maar toen kwam de teleurstelling: de artsenfamilies mochten blijven, waarbij de artsen te werk werden gesteld in het Rode Kruis ziekenhuis KröllerMüller. Maar de familie Zondag kreeg te horen: Sorry, Otterlo is vol! Zoeken jullie maar verderop! Dat zou betekenen dat Hans ook verder moest voor het vervoer van moeder Zondag en het verloofde paar wilde graag in elkaars buurt blijven.
Moeder Zondag liet het er niet bij zitten en belde aan bij (toen nog spaarzame) huizen aan de Arnhemse weg voor onderdak. Zo kregen zij onderdak bij de familie Schreuder, waar ze prima werden ontvangen. Daar hebben ze het hele najaar gewoond, met z`n vieren op een zolderkamer.
Vader Zondag kreeg vervolgens toestemming van de Duitsers om met boerenwagens de restanten van zijn kruideniersvoorraden uit Arnhem te halen. Deze werden in het dorp opgeslagen. Hiermee kon o.a. ook het ziekenhuis nog een beetje worden voorzien.