buitengebied

Geschiedenis van het dorp Otterlo

Inleiding

Otterlo is een zogenaamd esdorp gelegen in de Gemeente Ede, provincie Gelderland. Het dorp en het omliggende buitengebied omvat Otterlo, Eschoten, Mossel, Oud- en Nieuw Reemst en heeft 2521 (2011) inwoners.

Kaart 1: Binnen de blauwe omlijning ligt het grondgebied van Otterlo anno 2016. De grenslijn loopt bijvoorbeeld dwars door het Nationaal Park De Hoge Veluwe. Het Kröller-Müller Museum valt binnen dit blauw omlijnde gebied. (Gegevens Google Map data,2016).

Grondgebied Otterlo:

Wat kan men zoal tot het grondgebied van Otterlo rekenen? Wanneer we de kring rond Otterlo nalopen die aangegeven wordt op de GPS kaart van Google Maps dan volgt hieronder de beschrijving van die ‘grens’. Natuurlijk is dit een arbitrair standpunt maar voor sommige mensen is het een prettig gegeven wanneer ze weten wat ongeveer het grensgebied van hun streek of dorp genoemd mag worden.

We beginnen bij de Damakkerweg die zich invoegt bij de Apeldoornseweg bij Theunissen Garagebedrijf en neem dan de Oude Apeldoornseweg tot die weg de nieuwe Apeldoornseweg weer bijna raakt, dan 90 graden naar links het bos in en langs Mossel naar Nieuw Reemst naar de N224, links af naar Planken Wambuis (restaurant) de Verlengde Arnhemseweg volgen (=N224) tot knooppunt Wolfheze-Planken Wambuis, links af de richting Utrecht afrit, maar dan links blijven aanhouden (dus niet de A12 op naar Utrecht!) en langs de A12 tot tegenover afslag Nijmegen op knooppunt Grijsoord, dan linksaf door bosgebied dat parallel loopt met de Koningsweg en achter Natuurbegraafplaats ‘Heidepol’ langs naar N310 en net boven de oude Hardewijkerweg (zandweg) die op de N310 uitkomt de weg oversteken het Nationaal Park in en bosweg volgen tot Kemperbergerweg in het park. Nu even rechts aanhouden en dan de Wildbaan volgen richting Museum, v r het museum rechtsaf en op 3-sprong linksaf om het Bezoekerscentrum (Museonder) heen naar de Kronkelweg richting St. Hubertus Jachthuis. Vóór St.Hubertus de Kronkelweg volgen vlak langs St. Hubertus. Dan Park uitgaan en de N304 oversteken en militair terrein opgaan en linksaf de Genieweg volgen tot die uitkomt op de N310, de N310 oversteken richting Molenweg naar 2-sprong Molenweg/Westenengerdijk. Lange Heiweg tot Laarweg, dan linksaf naar punt Esserbroekweg die kruist de N801 Otterloseweg. Op Otterloseweg linksaf naar Eschoten dan rechtsaf naar Damakkerweg die dan weer in gaat voegen op de Apeldoornseweg en de cirkel is rond.

Het dorp is niet altijd een onderdeel van de Gemeente Ede geweest. Het was korte tijd zelfs een zelfstandige gemeente omdat Otterlo op 1 januari 1812 als zelfstandige gemeente van Ede werd afgesplitst en had toen een eigen burgemeester, namelijk Gerrit Pothoven (1766-1819). Hij was behalve koster en onderwijzer ook de, tot nu toe enige, burgemeester van 1812-1817. Onder de gemeente Otterlo vielen ook het gehucht Deelen en het dorp Harskamp en de buurtschappen Eschoten, Hoog-Baarlo, Mossel, Nieuw-Reemst, Oud-Reemst en Westeneng (bij Harskamp). Bij het kadaster is dit gebied nog steeds bekend als kadastrale gemeente Otterlo. Op 1 januari 1818 werd deze gemeente opgeheven en weer bij de Gemeente Ede gevoegd.

Otterloun of Utterlo

Een bisschop van Münster, een zekere Liudger (741-809) was een der eersten die op de Veluwe het Christendom uitdroeg. Hij zette het werk van Willibrord en Bonifatius voort maar dat viel vaak niet in goede aarde. Allerlei heidense gebruiken werden in ere gehouden zoals ontsteken van vuren tijdens midzomer, midwinter, ommegangen met heilige beelden over akkers om een goede oogst mogelijk te maken, enz. In 793 stichtte hij een klooster in Werden in het Ruhrgebied (Duitsland) en Karel de Grote benoemde hem tot eerste bisschop van Münster. Toen een vermogend man als Folckerus (Folkert) als monnik intrad in het klooster schonk hij zijn bezittingen aan de Abdij, dat is een klooster met een abt aan het hoofd en overeenkomstig de regels van de Abdij, die verbood dat een Benedictijner monnik materieel bezit had, kwamen deze bezittingen in handen van de Abdij van Werden. Behalve op de Veluwe bezat hij ook nog goederen in de Betuwe, in Friesland en Groningen. Hij droeg die bezittingen over in de plaats ‘Hlara’ dat vlak bij het tegenwoordige Rhenen lag. Behalve bossen, weilanden, bouwlanden waren dat ook hoeven. Op die boerderijen woonden en werkten zogenaamde horige boeren. Dat kwam vaak voor in die tijd. Een mens telde nauwelijks mee en bij verkoop van een hoeve werden de bewoners inclusief mee verkocht. Op maar liefst 17 plaatsen die in de schenkingsakte genoemd worden werkten samen 33 horigen. In 812 gaf Karel de Grote het klooster aan het ten zuidoosten van het huidige Geldern in Duitsland gelegen ‘Gelleron’. Rond de boerderijen ontstonden door ontginningen van de schrale gronden zeer waarschijnlijk een ‘buurt’ en daaruit is Otterloun of Utterlo ontstaan. De onvrije boeren of horigen moesten jaarlijks een bedrag betalen aan de eigenaar van de grond en bij overlijden moesten de erfgenamen de helft of een derde uit de nalatenschap afdragen. Onder die nalatenschap viel het vee en het gewas dat op het veld stond, men was dus ineens veel armer na het overlijden. Op de boerderij blijven werken was een recht voor de oudste zoon en de eigenaar van de boerderij mocht de horige boer niet wegjagen. Een zekere vorm van bestaanszekerheid was er dus wel. Bijzonder is het feit dat wanneer een horige naar de stad trok en daar één jaar, zes weken en drie dagen verbleef hij een ‘vrije burger’ werd. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de stad Arnhem toen die stad in 1281 stadsrechten kreeg. Natuurlijk lieten de grondeigenaren het hier niet bij zitten. Zij verzonnen andere bronnen van inkomsten zoals was- of wijngeld of tiendplicht waarbij tien procent van de oogst moest worden afgedragen. Wasgeld was een belasting die bestond uit een hoeveelheid bijenwas die aan de kerk betaald werd om de verlichting in de kerk mogelijk te maken en wijngeld was nodig voor het aanschaffen van de wijn voor het avondmaal. De tiendplicht als belastingvorm was al door de Franken in het jaar 779 ingevoerd en diende toen vooral om de geestelijkheid te onderhouden. Voor wat Otterlo betreft het volgende: In 1440 moest de ‘Schmachtenborch’ elk jaar twee pond bijenwas aan de kerk in Otterlo geven, dat waren Jan Wolters en Guert Wijnen als bewoner van de ‘Moerkenkamp’. In 1440 kwamen er in het kerspel Otterlo minimaal tien bijenwas plichtige voor die als voormalig horige boeren werkzaam waren geweest. De ’Tepelenburg’ moest bijvoorbeeld jaarlijks twee kannen wijn leveren en de ‘Zandscheer’ deed dat eveneens maar dan met Pasen. In 1795 waren er nog bijenwasgeld betalers, maar nu niet meer in natura maar in geld. De pastorie had recht op ‘groffe tiend’ dat was korentiend en op ‘smalle tiend’ dat was voor andere veldgewassen, dat gold ook voor een aantal huízen ‘gelegen ten Aanstoot’. De boeren ondervonden die tienden betalingen als een zware last en het duurde nog tot 1909 dat deze tienden belasting geheven werd. Ook kon de heer na het overlijden van een horige boer recht op een ‘heergewaad’ opeisen, dat was het beste stuk vee of ander waardevol voorwerp zoals een kledingstuk uit de nalatenschap. Dat noemde men keurmedig zijn. Een voorbeeld hiervan stamt uit 1699. Koster Jan Petersen overleed op 20-12-1699 en hij had een vierde deel van het Aanstoterbos ( nu nog het Otterlosebos) in leen van Jacob Johan van Deelen en zijn vrouw Anna Elizabeth van Deelen. Het leen splitsen was niet toegestaan zodat de oudste zoon, Peter Jansen, het leen van zijn vader kreeg. Aan de leenheer moest een tweedubbel heer gewaad worden betaald, dat kwam erop neer dat een bedrag van 60 gulden met gemaakte kosten moest worden neergeteld. Peter Jansen legde daarbij de eed van trouw af en beloofde zijn leenheer gehoorzaam te zijn en alles te doen wat een getrouw leenman zijn leenheer verschuldigd was.

In het “Charter-boek der Hertogen van Gelderland, graven van Zutphen enz.”, waarin een uit 855 daterende schenkingsbrief voorkomt van een zekere Folckerus, die verscheidene bezittingen op de Veluwe, onder andere die welke gelegen waren in sylvis (=bos) Otterloun, aan het klooster in Werden (D) schonk. Nog vroeger dateert een oorkonde uit 836 waarin een zekere graaf Rodger aan de kerk Sint  Maarten in Utrecht een Otterlose boerderij schonk inclusief de lijfeigene die er in woonde. Dat laatste was heel gebruikelijk in die tijd. In deze oorkonde spreekt men van Utterlo in plaats van het latere Otterloun. ‘Utera’ stond voor het Germaanse woord dat ‘aan de rand of buitenrand’ betekende. ‘Lo(o)’ betekent        ‘bos of open plaats in het bos’, dus Otterlo zou dan betekenen ‘Open plaats in het bos’. Later sprak men van het dorpje Aanstoot en het bos Otterloun. Op oude kaarten vindt men dan weer het geheel terug als Aanstoter bos (zie ook Bijlage A). Het staat echter wel vast dat graaf Reinoud IV van Gelre bij Otterlo een jachtslot had, dat De Aanstoot heette. Hier ontving hij in 1412 zijn vroegere vijand Willem IV van Holland. De heren gingen samen op jacht, waartoe de woeste Veluwe hun ruimschoots de gelegenheid bood, temeer daar stroperij met de dood werd gestraft.

Foto hieronder uit boek Hofman/Hijink:  Afbeelding van een prachtige landkaart gemaakt in 1564 door Christiaan Sgrooten (1520-1603). De buurten Mossel, Reemst, Eede, Wekerom, Harskamp en Deelen zijn goed herkenbaar aangegeven. Otterloo en Anstote worden onderscheiden als aparte plaatsen. De Anstote staat hier als herberg weergegeven. In 1560 wordt de Aanstoot als een pleisterplaats beschreven door Frederik van Boeymer en Godert Pannekoeck die een inspectiereis over de woeste Veluwe maakte. In 1440 moest er aan de pastorie rente betaald worden en uit zo’n document is bekend dat er staat “Otterloo off te Aenstoet”. Nu nog bekende boerderijnamen zoals Tepelenburg in Otterlo en Schmachtenburg, gelegen in de Harskamp, herinneren ons eraan hoe oud het gebied al is.

Ontwikkeling van Otterlo

Algemeen wordt aangenomen dat Otterlo al bestaat sinds 855 vandaar dat in 1955 het 1100-jarig bestaan en in 2005 het 1150-jarig bestaan van het dorp Otterlo werd gevierd. Het dorpje Otterlo werd door de Bisschop van Utrecht geschonken aan het klooster van Werden (Duitsland). Vanuit Werden stichtten de kloosterlingen weer een klooster in Otterlo en dat was zeer waarschijnlijk gelegen tussen de huidige locatie van “De Lindenhof ” en de Aanstoot, een strook land gelegen langs de Hoenderloseweg. Eeuwenoude ‘kloostermoppen’, soort bakstenen, zijn op die plaats gevonden.

Het klooster bouwde eerst een houten kapel op de plaats waar nu de Hervormde Kerk staat. De ingang lag naar het oosten gericht en die ingang werd expres zo laag gebouwd dat de mensen eerst moesten buigen voordat men binnen trad, een teken van nederigheid. In de oude kerk werd, zoals gebruikelijk in die tijd, de elite begraven en bij de restauratie in de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn doodskisten gevonden die met lood waren bekleed en daarbij ook twee kinderkistjes. Voor de kerk stond jarenlang een heel oud Romaans doopvont. Dat doopvont staat nu nog in het voorhof van Huize Bergh bij ’s Heerenberg. (Foto: Jac Gazenbeek). Het bleek in het begin van de twintigste eeuw opgekocht, voor een schijntje, door de textielmagnaat Jan Herman van Heek. Men kwam vooral om te jagen in de bosrijke omgeving van Otterlo. De naam Otterlo werd met name tot na de Tweede Wereldoorlog ook vaak geschreven als Otterloo. Loo is de historische benaming voor ‘bos’. Begin 14de eeuw ziet men zogenaamde ‘buurten’, later ook wel ‘marken’ genoemd, ontstaan. Het gezamenlijke doel was gebruik van gronden rondom het dorp. Waar mochten de schapen grazen, hoeveel plaggen moesten er worden gestoken, dit soort zaken werden door de buurten onderling geregeld. Zo kwamen de betrokken buurtgenoten of geërfden éénmaal per jaar bij elkaar onder leiding van een buurtrichter en de genomen besluiten werden genoteerd in een buurtboek. Die besluiten zijn bewaard gebleven vanaf 1851 tot 1966 in het buurtboek van Otterlo. De buurt is pas in 2002 opgeheven en draagt nu de naam wijk 90 in de Gemeente Ede. In 1526 waren er in het kerspel Otterlo 15 boeren die meer dan 100 schapen bezaten. Er werden toen 4771 schapen geteld. Daarover moest belasting worden betaald om de Hertog van Gelre (dat was toen Karel van Egmond) zijn dure oorlogen te kunnen laten voeren. In opdracht van de Fransen moest er in 1808 weer een telling plaatsvinden. Nu waren er 62 % minder schapen dan in 1526! Pas na 1850 gaat Otterlo groeien en aan het eind van de negentiende eeuw bestaat het dorp toch nog maar uit 12 huizen en een kerk. Bij het begin van de Bataafse Republiek in 1795 overhandigde de laatste ambtsjonker Jan Willem Simon van Haersolte op 16 maart 1796 zijn documenten aan de raad. Vanaf 1812 was Otterlo dus even een zelfstandige Maire, dat duurde maar tot 1818.

Foto: Voorbeeld van een buurtboek.

Marken of Buurten

Wanneer een stuk grond door boeren gemeenschappelijk werd bewerkt en deel uitmaakte van een organisatievorm die dat beheerde, dan sprak men van een ‘mark’ en op de Veluwe vaak van een ‘buurt’. De buurt Otterlo ontstond begin veertiende eeuw, net zoals de buurt Wekerom (1349) met de daarbij behorende buurtregels. De boeren die deel uitmaakte van een buurt werden ook geërfden of buurtgenoten genoemd. Het vee, vooral schapen, laten weiden, plaggen steken en de woeste grond bewerken waren de hoofdtaken van de geërfden. De buurtregels gaven precies aan hoeveel plaggen er gestoken moesten worden en waar de schapen mochten grazen. De ‘scheuters’ moesten de naleving van de regels controleren. In 1794 werden er door de baron van Rozendaal 112 schapen geschut omdat Evert Mulder uit Otterlo zijn schapen op het Reemsterveld had geweid. Per koe kreeg men dan bijvoorbeeld twee stuivers boete. In 1889 waren er nog maar zes geërfden over, waaronder Jannes Beumer aannemer maar ook grondbezitter. Tijdens de jaarlijkse ‘buurtspraak’ kwamen de geërfden bijeen om de rekening op te maken en allerhande belangrijke zaken te bespreken. Dit werd genotuleerd en in het buurtboek vastgelegd. De voorzitter heette buurtrichter en de secretaris buurtschrijver. Jammer genoeg is er maar een buurtboek van Otterlo bewaard gebleven, namelijk dat van 1851-1966. Op 05-12-2002 werd de buurt Otterlo pas opgeheven! Maar al sinds 1846 hebben geërfden gronden verkocht. Op de Veluwe lag een stuk dat De Bunt heette en niet verkocht werd, tot de heer Kröller het kocht omdat hij het gebied, wat nu het Nationaal Park De Hoge Veluwe heet, tot een aaneengesloten geheel wilde maken. Het Otterlose Buurtbos bleef het langst bestaan, al waren er nog maar twee geërfden over, namelijk de Gemeente Ede en de Hoge Veluwe.

Midden vorige eeuw waren de geërfden nog allemaal ‘echte’ Otterloërs zoals Karel Mulder, boer en herbergier van “De Roode Lelie” in de Dorpsstraat nu is dat Grand Café Kruller, Jan Willemsen van Ee uitbater van “De Waldhoorn”, plaats waar de buurtspraak werd gehouden. Maar ook Jannis Teunissen timmerman/aannemer, later is zijn zaak overgenomen door Jannis Beumer die ook als buurtschrijver fungeerde, de weduwe J. Pothoven, familie van Gerrit Pothoven en weduwe van de gewezen ambtsbode Berend Berendsen, Frederik van den Ham en Gerrit Toonen. De een na de ander verkocht zijn aandeel en in 1918 waren alleen de gemeente Ede, dhr. A. Kröller en dr. A.Voûte, eigenaar van de Houtkamp nog over. In 1935 hebben dhr. Kröller en dr. Voûte hun aandelen overgedaan aan de Hoge Veluwe.

Uit de geschiedenis blijkt dat Otterlo één van de oudste nederzettingen is die zich in ons land bevindt. In de prehistorie woonden er al mensen in onze streek en dat blijkt uit vondsten zoals urnen, pijlpunten, enz. die nu onder andere te zien zijn in het museum in Leiden. Bij Oud- en Nieuw Reemst hebben zeer waarschijnlijk verschansingen uit de Romeinse tijd gelegen, dat wijst nog verder terug in de tijd op bewoning in deze streek. Meester Engelen vond bij zijn speurtocht door de oude archieven nog één brief uit 1564, waarin Jacob Craenvelt uit Arnhem vergunning vroeg bij Otterlo 180 morgen ‘heetland’ te mogen ontginnen. Zijn verzoek werd afgewezen. Het dorp lag strategisch zeer gunstig op een kruispunt van de Hanzewegen van Arnhem naar Harderwijk

De Geslachten van Delen en Broekhuizen. 

Pas in de 17de eeuw werd door de twee oude geslachten die hier woonden een duidelijk stempel op Otterlo gedrukt. Dat waren de Families van Delen en Broekhuizen. Zij bezaten de huizen Delen, Die Haeghe (Boveneind), Eschoten, Laar en De Ham in Harskamp. De bekendste naam uit het geslacht van Delen was Everardus van Delen. Hij was, behalve Burgermeester van Harderwijk en ambtsjonker van Ede ook richter in Arnhem. Hij zwoer in 1672, waarschijnlijk onder druk, trouw aan Lodewijk XIV, de Zonnekoning. Maar deze daad werd hem even later zeer kwalijk genomen en hij overleed in 1680 als een eenzame man die al zijn openbare functies was kwijtgeraakt. Hij werd bijvoorbeeld wel in de kerk begraven maar zonder steen die het graf normaal afdekt. Op 18 mei 1623 was Judith van Broeckhuisen overleden en daar is nog steeds een grafsteen in de kerk van te zien. In deze roerige tijd heeft waarschijnlijk ook de Fransche Berg in het Nationaal Park zijn naam gekregen omdat Franse soldaten daar de nacht hebben doorgebracht. Voornoemde Evert van Delen schonk in 1668, na de verbouwing van de kerk, waarbij onder andere schip en koor overdekt werden door een zoldering, de kerk kerkenraadsbanken en twee kerkklokken. De kansel en kroonluchters dateren uit de zeventiende eeuw. Al met al kan men dus terecht spreken van een historische kerk. Zoals elders al beschreven bij de brand die ontstond in februari 1899 in de bakkerij van Gerrit Pieters en de directe kern van het dorp in de as heeft gelegd, zo ontkwam ook de kerk niet aan een zware brand. Op Nieuwjaarsdag 1941 brak enkele uren na de dienst brand uit in het belangrijkste gedeelte van de kerk, zeer waarschijnlijk ontstaan door een omgevallen vuurtest waar nog brandende kolen in zaten. Zo’n vuurtest was gevuld met gedroogde baggerturf en moest de kerk verwarmen en vooral de voeten van de elite. Onder toezicht van Monumentenzorg is de restauratie ter hand genomen. De huidige pastorie staat er pas sinds 1911 nadat de oorspronkelijke was afgebroken, die stond aan het Boveneind bij het huis Die Haeghe.

Wat zeker uniek mag worden genoemd is het feit dat Otterlo omstreeks 1580 enige tijd zowel een pastoor als een dominee had. Maar dat heeft niet lang geduurd want al in 1583 ging pastoor Andreas Oosterbeek over naar het hervormde geloof en sinds die tijd is al het kerkelijk rumoer voor een groot gedeelte aan Otterlo voorbijgegaan. Men vindt er nog steeds één ongedeelde Ned. Hervormde Kerk en één openbare school met een uitgesproken christelijk karakter, dat laatste is in Nederland een opvallend fenomeen, er zijn maar weinig scholen die deze modus hebben gekozen.

Er zijn natuurlijk veel predikanten geweest in de loop der tijd. Sommige maakte het erg bont zoals bijvoorbeeld Ds. Jacobus Waelvin die in 1597 bevestigd was. Voor wangedrag was hij meermalen gewaarschuwd en weigerde zich daarover rekenschap te geven in Arnhem. Na schorsing werd hij tenslotte afgezet, een groot schandaal in die tijd. Maar dit bleek gelukkig een uitzondering te zijn. Ds. Hermanus Broekhuyzen was in Otterlo een geliefd man en ook Ds. Ploos van Amstel gold als een goede predikant. De eerste predikant dateert van 1581 en dat was Ds. Wilhelmus van Moers en de laatste in de rij tot nu toe is de huidige Ds. P.B. Verspuy die sinds 2003 staat in Otterlo als 59ste predikant.

Foto: Otterloo in de jaren twintig van de twintigste eeuw. (Foto: Oud Ede)

School

De eerste voorloper van wat men nu een school noemt was er al in 1557-1592. Een aanstellingsbrief gedateerd op 29-08-1757 geeft de aanstelling van meester Peters aan. Al in 1720 is er sprake van het bouwen van een nieuwe school. Dat gebeurde aan de Costerij. Daaruit blijkt weer eens dat de kerk een duidelijke invloed had op het onderwijs. Archiefstukken laten zien dat Claes van Heerde het metselwerk voor zijn rekening nam en voor 237,- gulden en dat werk afleverde. Teunis Brouwer deed het binnenwerk voor 160,- gulden. Een complete school voor 400,- gulden! Bekend is verder dat Jan van de Hoef van 1820 tot 1843 aan deze school verbonden was als onderwijzer. Meester Colijn kreeg het als opvolger aan de stok met Ds. Ploos van Amstel en moest het veld ruimen. Na hem kwam meester Brummel, afkomstig uit het buurtschap De Valk. Die werd op zijn beurt weer opgevolgd door Krijn Bouman en daarna kwam de schoonzoon van Bouman, meester Cees Engelen, die in 1916 werd benoemd. De Erica school stamt uit 1908 maar is herhaalde malen verbouwd en uitgebreid.

Bekende namen in Otterlo

Zoals elk dorp of stad kent men straten, pleinen of lanen die naar bekende ingezetenen zijn vernoemd. Ook Otterlo kent een historie op dat gebied. De ‘meesters’ vormen de meerderheid wanneer men de namen van de straten nader bekijkt. Van 1892-1904 was bijvoorbeeld A.K.Bouman, ‘meester Krijn Bouman’ hoofd van de lagere school. Daar is de Boumanlaan naar vernoemd. Samen met dokter Beumer heeft hij zich ingezet om bijvoorbeeld het woonwagenkamp niet vanuit Ede naar Otterlo te laten verplaatsen. Gedeputeerde Staten werden daarbij ingeschakeld en die maakte het besluit van de gemeenteraad van Ede ongedaan.

Foto: Meester A.K.Bouman.

Na dit succesje werd op 09-03-1927 de Vereniging Dorpsbelang opgericht waarvan Krijn Bouman de eerste voorzitter werd en dokter Beumer secretaris. Krijn Bouman ging zelfs de politiek in en stichtte een politieke partij namelijk de Onafhankelijkheids Partij. Hij bleef raadslid in Ede tot 1941 en overleed op 8 mei 1953 in Otterlo. Vanuit De Valk kwam meester Goossen Brummel naar Otterlo en werd in 1863 benoemd als koster en hoofdonderwijzer aan de school in Otterlo. Zijn voorganger was meester Colijn die naar De Valk vertrok. De school had in die tijd tussen de 50 en 60 leerlingen. Bij zijn zilveren jubileum als hoofd van de lagere school kreeg hij een groots feest aangeboden en liet de bevolking duidelijk blijken hoe populair ‘meester Brummel’ wel niet was. De Brummelweg draagt nu zijn naam.

                       Foto: Meester Goossen Brummel.

Meester Cornelis (Cees) Engelen (Foto) werd op 24-06-1888 in Ede geboren en was lang hoofd van de lagere school in Otterlo, namelijk van 1916 tot 1953. Hij stond bekend om zijn liefde voor het voetbalspel en werd als bijnaam ‘Kees Knie’ genoemd vanwege onwillige knieën die het spelen zelf voor hem onmogelijk maakte. Hij was zeer actief in het dorpsleven en vele oud-Otterloërs kunnen ‘meester Engelen’ nog goed voor de geest halen! Hij was bijvoorbeeld voorlezer in de kerk, brandmeester, bestuurslid van Dorpsbelang, maar ook ‘zandcommissaris’, een toezichthoudende functie die namens de gemeente Ede in de gaten hield wie er een vrachtje zand ging halen in het gebied achter De Zanding. Hij overleed op 08-01-1969 op tachtigjarige leeftijd. De Meester Engelenweg is naar hem vernoemd.

Dokter Antoon Frederik Jacob Beumer werd op 6 september 1888 in Rheden geboren en werd in 1919 door de gemeente Ede als gemeente arts/huisarts voor Otterlo benoemd. Het doktershuis was ’t Witte Hoes dat aan de Dorpsstraat in Otterlo staat. Ook hij was behalve huisarts zeer actief in het dorpsleven, onder meer als medeoprichter van het Groene Kruis afdeling Otterlo, Harskamp en Wekerom, beschermheer van muziekvereniging O.B.K., bestuurslid Dorpsbelang, enz. Zijn praktijk bestreek een zeer groot gebied, namelijk Hoenderloo, Harskamp, Wekerom en De Valk en men kon hem altijd roepen en hij kwam of dat nu was per rijtuig, motor of auto dat maakte niet uit. Hij overleed op 19-02-1961. De Dokter Beumerlaan is naar hem vernoemd. Behalve onderwijzers en een huisarts zijn nog een paar opvallende namen bewaard gebleven in de straatnamen zoals die van Gerrit Pothoven jr. geboren op 06-07-1766 die de functies van koster en onderwijzer combineerde, heel gebruikelijk in die tijd, van 1796 tot 1819. In de Franse tijd bestond het  ambt Ede uit vier kerspelen (kerkgemeenten), namelijk Otterlo, Lunteren, Bennekom en Ede-dorp. Hij werd Otterlo’s eerste en tot nu toe enige burgermeester van 1812-1818. Met het vertrekken van de Fransen verdween ook de functie van burgermeester. Hij bleef wel koster en onderwijzer en overleed in 1819 in Otterlo. De Pothovenlaan is naar hem vernoemd. Een ‘buitenbeentje’ mag zeker Hermanus van Broekhuyzen worden genoemd. Hij was predikant van 1858-1861 in Otterlo. Daarna trok hij naar Zuid-Afrika waar hij predikant en veldprediker was in de Boerenoorlog. De Van Broekhuyzenstraat is naar hem vernoemd.

Apart is ook de levensgeschiedenis van Gerrit Feenstra, op 12-04-1890 in Hijlaard (Fr) geboren. Hij verzamelde hartstochtelijk oude tegels en deed dat naast zijn werk als architect in Arnhem. In 1957 kocht hij op de Eikenzoom 10 een vakantiewoning en daar is zijn collectie ondergebracht en uitgegroeid tot het Nederlands Tegelmuseum It Noflik Sté (Het Genoeglijk Plekje). De heer Feenstra is in Arnhem op 07-08-1983 overleden. De Feenstraweg is naar hem vernoemd en ligt vlak bij It Noflik Sté.  Foto: Gerrit Feenstra met zijn verzameling tegels.

Op 27-11-1916 werd in Ambt Hardenberg Herman Pieter Prangsma geboren. Hij werd bij de Heidemaatschappij opgeleid en ging in 1938 boeren op de Mossel. In de oorlog was De Mossel, als ver afgelegen boerderij, een perfecte schuilplaats voor onderduikers en later ook evacués. Hij was actief als voorzitter van landbouworganisaties, zat in besturen zoals VVV van de gemeente Ede en Otterlo’s Belang. Hij overleed op 09-06-1985 in Arnhem. Naar hem is de H.P.Prangsmalaan genoemd.

Foto: Herman Pieter Prangsma.

Avonturiers uit Otterlo

Toen in 1815 de Slag bij Waterloo plaatsvond was daar ook de Otterloër Evert Jan Beumer (1792-1846) van de partij. In een krantenverslag wordt daar een samenvatting van gegeven. Gelukkig is hij er ongeschonden vanaf gekomen en ‘normaal’ uit militaire dienst weer in de maatschappij teruggekeerd.

Foto uit boek Hofman/Hijink. Afbeelding van Evert Jan Beumer als Huzaar in vol ornaat te paard tijdens de Veldslag van Waterloo op 18 Juni 1815.

 

Ontwikkeling van het dorp

Tegen het eind van de vorige eeuw telde Otterlo’s dorpskern slechts twaalf woningen. Daarvan zijn er nu nog vier over. Eén ervan is gevestigd op Dorpsstraat nr. 1 en werd lang door de familie Beumer bewoond. Deze boerderij-woning is nu een Gemeente Monument. De rest is bij de grote brand in 1899 verwoest of wegens bouwvalligheid afgebroken. Let wel we spreken hier van een dorpskern en niet van het gehele dorp, dat omvatte ook een aantal boerderijen. De omgeving van Otterlo laat zich vooral kenmerken door natuurschoon. Geen wonder dat recreatie voor een grote impuls heeft gezorgd door ontwikkeling van hotels, restaurants, campings, pensions die tegenwoordig vaak Bed&Breakfast worden genoemd. Daardoor is Otterlo de laatste jaren een pensionplaats van betekenis geworden. Het landelijke dorpje met zijn prachtige omgeving oefent een grote aantrekkingskracht uit op de stedelingen, die er in hun vakantie op uit trekken. In het hoogseizoen treft men vaak meer dan tienduizend vakantiegangers aan in het dorp.

Foto: Uitspanning en boerderij ‘Appelplans’ in Otterlo.

De in de Harskamp gelegerde militairen hadden deze pleisterplaats al snel gevonden zoals rechts en op de voorgrond goed te zien is.

Foto: Pension ‘Jagersrust’, jarenlang beheerd door de Familie Poelman, met de driewieler ‘auto’ van de dorpsarts Wetter, voorganger van dokter Beumer, voor de deur. Het witte huis op de achtergrond is ‘Het Witte Hoes’ bewoond door dokter Beumer en zijn gezin.

Foto: Dokter Beumer reed graag op zijn motor. Hier met zijn vrouw achterop.

Foto: ‘Logement met vergunning’, het bekende café De Waldhoorn lange tijd in handen van de familie Grevers op het kruispunt Arnhemseweg /Harskamperweg/Dorpsstraat in Otterlo. Het wisselen van vermoeide paarden gebeurde in de schuur rechts op de foto.

Foto: Kopie van het originele bewijs van naamsverandering die plaats moest vinden onder druk van de Franse overheersing. Eigenaar Willem Jansen van De Waldhoorn ging nu vanaf 3 december 1812 door het leven als W.J. van Ee. Jan Willemsen van Ee was dus een voorganger van de familie Grevers.

Foto: Boerderij annex Pension De Houtkamp begin twintigste eeuw. De bossen rechts op de foto zijn het begin van het Nationaal Park De Hoge Veluwe

Foto: Pension De Punt. Jarenlang beheerd door de familie van Santen. Tegenwoordig het Hotel-Restaurant Boutique “De Sterrenberg” gelegen aan de Houtkampweg in Otterlo en wordt nu anno 2016 onherkenbaar verbouwd.

Een ander markant punt is al jarenlang Uitspanning ‘De Wever’, sinds 1934, tegenwoordig Hostellerie Carnegie Cottage een café-restaurant aan de Weversteeg met prachtig uitzicht over de hei richting de ‘Zandbergen’.

Foto: Uitspanning ‘De Wever’ anno 1934.

Foto: Natuurbad ‘De Zanding’, tegenwoordig opgenomen in Droompark De Zanding. De aanleg van de vijver was een werkverschaffingsproject uit begin jaren dertig, de crisistijd, waaraan ook veel Otterloërs hebben meegewerkt.

Maar aangezien met name de campings en vakantieparken nogal verscholen gelegen zijn in de bossen rondom, is er in het dorp zelf zeker geen sprake van overlast. Otterlo dankt zijn bekendheid vooral aan het feit dat het één van drie ingangen is naar het Nationaal Park De Hoge Veluwe en de naam vaak in een adem genoemd wordt met het Kröller-Müller Museum waar een wereldberoemde collectie schilderijen o.a. van Vincent van Gogh te zien is. Ook de Beeldentuin mag vermaard genoemd worden. In het dorp zelf is het Nederlands Tegelmuseum gevestigd.

Groei van het dorp in 200 jaar

In vorenstaande grafiek ziet men de ontwikkeling van de bevolkingsgroei in de loop der jaren. De gegevens hebben wij aan het Ede’s archief ontleend. Otterlo omvat hier ook het grondgebied van de buurtschappen Eschoten, Deelen en Hoog Baarlo. In de jaren na de oorlog tot 1960 heeft men bij de volkstelling ook de dorpen Wekerom en Hoenderloo bij Otterlo meegeteld, die gegevens hebben wij voor wat betreft Wekerom en Hoenderloo daarom weggelaten. In de Grafiek staan alléén de dorpsgegevens van Otterlo, Eschoten, Hoog Baarlo en Deelen.

Woningbestand in Otterlo. 

Tot 1945 zijn er in Otterlo geen noemenswaardige veranderingen geweest in het bestaande huizenbestand, afgezien van de brand in 1899 die een deel van de dorpskern in de as heeft gelegd. Tijdens de gevechten in april 1945 zijn er wel een flink aantal woningen en boerderijen in brand geschoten. Met name langs de Otterloseweg/Barneveldseweg/Damakkerweg hebben veel boerderijen aanzienlijke schade opgelopen. De huizen van onder andere Driekus van Santen, Gert-Jan van Voorst, Aart van Hunen, Reint Ham, Jan Oosterbroek maar ook de woningen van Marinus van Santen, Jan Hoek en Hendrik van Luttikhuizen werden min of meer ernstig beschadigd. Ook de huizen in de Dorpsstraat hebben veel te lijden gehad van het oorlogsgeweld. Pas na de oorlog en met name begin jaren vijftig kwamen er geheel nieuwe wijken bij zoals de wijk om Eureka heen en de wijk rond de Boumanlaan. Maar ook aan de andere kant van de Arnhemseweg verrees rond de Slingerlaan een geheel nieuwe wijk met veel mooie huizen in het groen.

Overzichtskaart van schade aan woningen in Otterlo direct na de oorlog 1945.

Hoe zag de plattegrond van Otterlo eruit in 1945? Dat laat de foto van de situatie hieronder zien. Stafkaartdeel van Otterlo, zoals de situatie was in 1945, direct na de oorlog. De streepjes = = = wegen waren nog zandwegen en verkeer uit Hoenderloo ging via de Dorpsstraat wanneer het richting Harskamp, Ede of Arnhem moest gaan. Het Buurtschap Eschoten staat zelfs groter aangegeven dan Otterlo met de omliggende boerderijen die de namen Elzenbosch, Munnikhof, Welgelegen, Houtkamp, enz. droegen. Natuurbad “De Zanding” staat in het Engels als New Construction ingetekend, resultaat van een werkverschaffingsproject uit de jaren dertig. De zwarte blokjes zijn de veelal vrijstaande huizen, maar soms ook gewoon kippenschuren zoals links naast de Begraafplaats. Daar ligt nu wijk 6, Boumanlaan, dokter Beumerlaan, Pothovenlaan, Groeneweg en Meester Engelenweg. De rode stippen geven de getroffen woningen aan, voor maar liefst 68 % veroorzaakt tijdens de gevechten op 16 en 17 april 1945. Deze cijfers geven aan hoe zwaar het dorp getroffen werd in een korte tijd. Het waren niet alleen de Duitse granaten die de huizen troffen maar vooral ook de Canadese en Engelse kanonnen hebben veel schade veroorzaakt bij de bevrijding van het dorp. Vooral de Dorpsstraat heeft het moeten ontgelden zoals goed te zien is op vorenstaande overzichtskaart.  Volgens de gegevens van Jas Beumer, zoon van aannemer Beumer die veel reparatiewerk heeft verricht in Otterlo na de oorlog, waren er 23 woningen ernstig beschadigd. Dat is een fors aantal voor een relatief kleine gemeenschap zoals Otterlo toen was.

Natuurschoon rond Otterlo

Het dorp Otterlo dankt veel van zijn bestaan aan de omringende, zeer afwisselende natuur. Een enkel voorbeeld daarvan ziet u hieronder weergegeven.

Foto: Uitkijkpunt De Valenberg. Vanaf dit punt heeft men een magnifiek uitzicht over de gehele omgeving. Op de oriëntatietafel zien we de verschillende richtingen en afstanden aangegeven. De Valenberg ligt net boven De Mossel en onder Roekel op kaart 1 op blz.1.

Foto: Oriëntatietafel op de Valenberg

Foto: Vanaf Uitkijkpunt De Valenberg ziet men dit stereotype landschap.

Om deze natuurschoon goed te kunnen bewonderen werd al vroeg in Otterlo een aanvang gemaakt met het inrichten van hotels, pensions en campings.

Overzichtskaart van Otterlo en omgeving direct na de oorlog. De omheining van het Nationaal Park De Hoge Veluwe loopt hier nog anders dan het tegenwoordige hekwerk. De rode stippen op de kaart geven de locaties aan waar Hotels, Pensions, Kampeerbedrijven en Bungalow verhuur mogelijk was. Het dorp Otterlo ontleende aan het toerisme ook in die jaren al een belangrijke bron van inkomsten. De zwarte stippellijn geeft het hekwerk als afrastering van het Nationaal Park De Hoge Veluwe aan. Direct na de Tweede Wereldoorlog ging de grond in Otterlo voor Fl. 1,- per vierkante meter in de verkoop. Dat liep vrij snel op naar Fl. 2,50 per vierkante meter en veel projectontwikkelaars hebben toen veel geld verdiend.

In de Tabel hieronder ziet u welke straten de meeste locaties voor logies herbergen.

Tabel Locaties Toerisme in Otterlo

Straatnaam: Aantal Straatnaam: Aantal Straatnaam: Aantal
Apeldoornseweg 8 Haarweg 1 Mosselseweg 1
Arnhemseweg 24 Harskamperweg 8 Mosselsepad 10
Barneveldseweg 3 Hoenderloseweg 2 Mossel 1
Buurtweg 1 Houtkampweg 5 Onderlangs 6
Engweg 1 Karweg 1 Vijverlaan 1
Dorpsstraat 9 Kerklaan 6 Westerenger 1
Edeseweg 4 Molenweg 1 Zandingsweg 2

 

Hoe kwam het Nationaal Park ‘De Hoge Veluwe’ tot stand?

Een geheel andere attractie vormde Het Nationaal Park De Hoge Veluwe. Behalve een groot park met afwisselend heide, bos en zandverstuivingen met bijbehorend klein en groot wild, staat er ook het bekende Kröller-Müller Museum met onder andere de wereldberoemde Van Gogh schilderijen en tekeningen en een schitterende Beeldentuin.

De familie Kröller bezat vanaf begin twintigste eeuw al veel stukken grond op de Hoge Veluwe. Maar het was toen nog geen groot geheel. Mevrouw Kröller-Müller toonde vooral belangstelling om een kunstmuseum op het terrein in te gaan richten. Maar er woonden in die tijd een aantal keuterboeren in het gehucht de Bunt (dat ligt iets verder dan de plaats waar nu het restaurant ‘De Koperen Kop’ is gevestigd). Meneer Kröller heeft toen die zes boeren uitgekocht en stenen huisjes aangeboden in Hoog Baarlo. De Bunt bestond uit een houten keet en voor de rest een paar plaggenhutten, die natuurlijk erg vochtig waren. Wanneer een jongen of meisje uit die gemeenschap gingen trouwen dan maakte de gemeenschap in één dag een ‘huis’. Gat in de grond was de onderste verdieping en een dak van hout met plaggen eroverheen was de boven verdieping. Het vee bestond in die tijd vaak uit één geit (voor melk en kaas) want een koe konden deze mensen zich niet veroorloven. Na het uitkopen en verplaatsen van deze boeren ging de heer Kröller naar de dorpssmid in Ede en vroeg of hij een hek voor hem kon maken. “Jazeker, kan ik dat” zei de smid. Goed zei de heer Kröller, zet dan maar een afrastering rond mijn bezit op de Hoge Veluwe. Dat bleek ongeveer 40 km en een jaar werk voor de smid te zijn. Vanuit Wolfheze werd een spoorlijntje gebouwd om het museum en St.Hubertus te kunnen  gaan bouwen. Die spoorlijn liep langs ’s Koonings Jagt’ en sloeg dan linksaf langs Oud-Reemst en Otterlo en ging daar het park binnen. De machinisten sliepen in het dubbele woonhuis in de Dorpsstraat naast “De Waldhoorn”. De spoorwegarbeiders sliepen in barakken die in de buurt van Huize Jekel, zo’n 3 kilometer buiten Otterlo aan de weg naar Arnhem, waren ingericht.

Hoe lagen de verhoudingen in die tijd tussen Mevr. Helene Kröller-Müller en haar personeel. Een enkel voorbeeld: in het Jachthuis St.Hubertus was door een kleine brand als gevolg van kortsluiting een reparatie nodig. Er was een metselaar bezig, normaal gekleed in werkkleding zoals een manchesterbroek en toen kwam Mevr. Kröller onverwachts langs op het Jachthuis. De metselaar werd naar huis gestuurd om zijn zondagse pak aan te trekken en moest daarin komen werken. Om 12.00 uur werd al het werk stilgelegd tot 2.00 uur omdat mevrouw moest rusten. Tuinpersoneel dat aan het werk was in de tuinen moest opstaan als zij voorbijkwam! Bij branden in het dorp moest men wachten op de bluswagen uit Ede maar dan was veelal de brand al achter de rug. Maar toen de woning aan de ingang van het Park aan de Houtkampweg in brand raakte en er ook niet gauw genoeg water beschikbaar was om te blussen, toen werd er wel ineens haast gemaakt om een tankwagen aan te schaffen die permanent gestationeerd werd in het Park! Mede door de Grote Depressie eind twintiger jaren verloor de familie Kröller-Müller heel veel geld en moesten zij het Hoge Veluwe bezit aan de Nederlandse staat verkopen en werd het in de jaren dertig omgedoopt tot het Nationaal Park ‘De Hoge Veluwe’ met op het terrein het nu beroemde Kröller-Müller Museum.

Verdeling van de landbouwgronden rondom Otterlo

Foto: De belangrijkste Enggronden of landbouw gebieden in en om Otterlo in de eerste helft van de negentiende eeuw. 1= de Brink, het omvat het gebied tussen de Dorpsstraat, Weversteeg, Zandingsweg en Kerklaan. Het lag dus pal in de dorpskern van Otterlo. 2 = De Otterlose Eng, dat was het gebied tussen Dorpsstraat, Harskamperweg en de Bovenweg. 3 = Houtkamper Eng, een strook land ten noorden van de Houtkampweg. 4 = de Leur, ook nog steeds bestaand stuk landbouwgrond precies tegenover Boerderij De Houtkamp. 5 = Klein terrein tussen Zandingsweg en Onderlangs. 6 = de Haar, behorend tot het vroegere Eschoter gebied, een stuk landbouwgrond tussen de Haarweg, de oude Edeseweg en de Mosselse weg. 7 = Eschoter Eng, dit gebied ligt tussen de Maasjessteeg en de Lange Heideweg en grenst aan de Harskamperweg aan de Otterlose Eng. Over deze eng loopt nog steeds de Eschoterengweg. Opvallend is dat in dit gebied nog zeer veel herkenbaar is gebleven als landbouwgebied, alsof de tijd heeft stilgestaan! In hoofdzaak werden op de engen winterrogge, boekweit, haver en aardappelen geteeld. Nu wordt het beeld vooral bepaald door voedermais en grasland. Zeker geen verbetering van bijvoorbeeld het landschapsschoon! Hoe lagen de aantallen voor verschillende producten voor wat betreft de gehele Gemeente Ede eigenlijk? Een Tabel uit het voortreffelijke boek van Hofman/Hijink (zie Bronnenlijst) laat dat duidelijk zien.

Tabel: Landbouwproductie in hectare en stuks vee in Gemeente Ede.

Jaar                          1862 1908 1923
in hectare
winterrogge   1.330   2.550  3.300
boekweit   1.160      820        15
aardappelen      425      880      500
in stuks
schapen 10.400   4.300   1.540
koeien   5.110   8.000 10.000
varkens   3.630 11.000 17.000

 

In de Bataafse-Franse tijd (1795-1813) werden er vragenlijsten door de Franse overheid verspreid en die gaven dan een beeld van de bezittingen die men had. Een aanzet tot bureaucratie als het ware. In 1808 was er in Otterlo sprake van 900 morgen Bouwland, 100 morgen Teelland en 500 morgen Weiland. Bouwland was voornamelijk rogge en boekweit, teelland gewassen voor eigen gebruik. De maat ‘morgen’ stond gelijk aan 0,8 hectare nu. Totaal dus ongeveer 1200 hectare. In 1812 werkte 85 % van de beroepsbevolking in de landbouw en maar 8 % oefende een ambacht uit en de resterende 7 % deed iets anders. Vrije boer waren er maar een paar, het overgrote deel bestond uit knechten, dagloners en dienstmeisjes.

Het intensive plaggen van de gronden en ontbossing maakte dat de zandgrond, veelal wit-geel zand, open en bloot boven kwam te liggen waardoor de stuifzanden konden ontstaan. Bij tal van dorpen is dat in de directe omgeving gebeurd, onder andere is hierdoor het Otterlose Zand ontstaan.  Men beschermde de enggronden door ze te omgeven met houtwallen en hield op die manier grofwild en schapen buiten de engen. De Houtkamp bijvoorbeeld bestond in 1647 al in zijn tegenwoordige vorm. Er werd ook toen al een soort grondbelasting geheven, namelijk verponding genaamd. De toenmalige eigenaar van zowel ‘De Houtcamp’ als ‘De Leur’ betaalde jaarlijks respectievelijk 8 gulden en 15 stuivers en 10 gulden en 10 stuivers als grondbelasting. Deze bedragen bleven tot ongeveer 1800 gehandhaafd ook al kwamen er andere eigenaren. De opstallen die er stonden zijn niet meer te achterhalen. De huidige Boerderij De Houtkamp is vooral naar een ontwerp van de architect van Zoelen uit Ede in 1907 tot stand gekomen. Kunstmest veranderde in korte tijd veel in het landschap. Men werd dus minder afhankelijk van organische mest en kon sneller werken. Sommige engen zoals de Otterlose Eng kregen in de twintigste eeuw een andere bestemming, er werden huizen op gebouwd. De wijk met de straten Groenweg, Boumanlaan, Dokter Beumerlaan, Pothovenlaan is op de Otterlose Eng gebouwd. De Sportlaan, De Dries en H.P.Prangsmalaan staan bijvoorbeeld op de Brink Eng.

Betekenis namen van wegen en omgeving in Otterlo

Tot slot nog een enkel woord over de herkomst van namen van wegen, engen en percelen. De Mossel stamt mogelijk af van ‘mosloo’ een open plaats in het bos bedekt met mos en in de loop der tijd vervormt naar ‘Mossel’. De Haar is een oude aanduiding van een hoogte in de hei of op een landbouw perceel. Bruinemeer, een veenplas met bruin water (veenvorming). Egypte is een gebied waar vroeger zigeuners of rondtrekkende zwervers bivakkeerden, Zigeuners noemde men ‘heidenen’ of ‘egyptenaren’.  De Leur, een landbouwperceel tegenover de Houtkamp, een open plaats, genaamd een ‘laar’, in het bos. De Dries, braakliggend akkerland of schraal grasland. De huidige straat De Dries ligt midden in het gebied dat op een kaart uit 1832 nog als De Brink wordt aangeduid. Domineesland, de strook land tussen Sportlaan en de Ericaschool, waarschijnlijk land voor de dominee, immers de Kerk lag er pal naast. De huizen langs Onderlangs staan op een heuvelrand gebouwd, dit ter bescherming van de akkers tegen stuifzand. De eikenzoom werd geplant als eikenbomenrij ook ter bescherming tegen onderstuiven. In 1935 werd in het kader van de werkverschaffing de plas De Zanding aangelegd. De hoeveel zand die daarbij vrijkwam is toen beplant om ook weer verstuiving tegen te gaan. Een bijzondere naam is het Duits klinkende Waldlager, zeer waarschijnlijk stamt deze naam uit de periode dat de familie Kröller in het gebied rond De Hoef en Genieweg materiaal liet opslaan voor de bouw van het St.Hubertus Jachthuis. De naam Waldlager komt namelijk voor in verslagen die gemaakt zijn tijdens de bouw.

Wat de wegen betreft het volgende: De huidige Arnhemseweg was vroeger bekend als Lage Harderwijckerweg, dat ‘lage’ slaat op de drassige ondergrond waarover de weg liep, tot in de jaren zestig van de afgelopen eeuw stond die weg regelmatig deels onder water bij overvloedige regenval. In de buurt van de camping De Wije Werelt stoof de weg vaak onder met stuifzand. De weg splitste zich na Oud Reemst, vlakbij Huize Jekel, in de Hoge Harderwijckerweg en de Lage Harderwijckerweg. De Hoge Harderwijkerweg volgt dan de huidige Boveneindseweg langs het Jeneverbessen bos. Helaas is deze weg nu vanaf de Arnhemseweg afgesloten.

Naam kiezen

De meeste Otterloërs hadden anno 1812 nog geen familienaam. Er  meldden zich dertien inwoners uit Otterlo bij burgermeester Gerrit Pothoven om zich met een nieuwe naam in het register in te laten schrijven. Willem Jansen die uit Ede was komen wonen in Otterlo noemde zich bijvoorbeeld van Ee. Namen die gekozen werden wezen vaak naar de plaats waar men vandaan kwam. Men kwam zeker niet spontaan naar de registratie omdat het immers een opgelegde maatregel was die door de niet geliefde Fransen was ingevoerd. Pas na 1826 gaat het beter met de registratie omdat men met het inmiddels Nederlandse bestuur inzag dat registratie ook voordelen had. In de Bijlage C zien we de geregistreerde inwoners van Otterlo in 1812 en later in 1826.

Bijlage A:  Ontstaan van Otterlo.

Uittreksel uit “Het Charterboek der Hertogen van Gelderland en Graaven van Zutphen, enz. enz. ” door Mr. Pieter Bondam, 1783.

Giftbrief Anno 855 van verscheiden goederen, in den Pagus Hameland, Veluwe, Betuwe en Flethetti; alsmede in Vriesland, in den Pagus Kinhem en Westrachi gelegen, door Folckerus aan het Klooster van Werden geschonken.

………….In silva quae dicitur Puthem scaras viginti octo; in villa Irminlo (=Ermelo), in illa silva scaras sexaginta, in villa Thri (=gehucht Drie) pastus porcorum Ariginta quinque, in saltu qui dicitur Uunilo quicquid habuit Herrad & Baldric & illas comprehensiones quas habeo in Uunilo & in illis silvis quae dicmatur Burlo (= Buurlo), Dalbonlo (=Dabbelo bij het Ugchelse bos), Wuardlo ( of Guardlo = Garderen? , Orclo, Legurlo & in Ottarloun (=Otterlo) & in Langlo sextam partem dedi …………………..

Bijlage B: Opschriften in de Klokken van de kerktoren in Otterlo. De Arnhemse evacuees schonken deze klok aan Otterlo in 1946 via het Nederlandsche Rode Kruis. De grootste klok weegt ongeveer 500 kg, heeft een diameter van 78 cm en is gegoten door de Firma Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel. Het opschrift luidt:

Ik roep u gij die sterven moet, Laat af van sonden doet het goet

De kleine klok weegt 341 kg, heeft een diameter van 68 cm en is ook gegoten door de Firma Petit en Fritsen, Aarle-Rixtel (1949). Het opschrift luidt:

Door Otterloo’s velden, bossen en zand,

Verkondig ik droefheid, vreugde en brand,

Mag blijdschap uw deel zijn of smarte uw lot,

Ik roep u ter kerke ter ere van God.

Bijlage C.  Aanname van een familienaam door Otterloërs in 1812 en 1826 *).

Familienaam Patroniem (vadersnaam) Beroep
Brink Karel Gerritsen Knecht
Brink van den *) Teunis Evertsen
Broek van den Gijsbert Aartsen Bouwmansknecht
Dam van Willem Harmsen Klompenmaker
Deelen van *) Breunis Frederiks
Ee van Willem Jansen Bouwman
Fluit Hendrik Jansen Dagloner
Fluit Jan Jansen Dagloner
Franken *) Jacob Breunissen
Kamp van de *) Jacob Elbertsen
Kamper *) Wouter Jacobsen
Loenen van Jan Berendsen Bouwman
Loois Jan Barten Bouwman
Mulder *) Tijs Jannesen
Pol van de Jacob Willemsen Bouwman
Reimerman *) Gijsbert Hendriksen
Santen van *) Jan Jacobsen
Steeg van de Hendrik Gijsbertsen Bouwman
Stomphorst Willem Hendriksen Dagloner
Teunissen *) Jannis Teunissen
Westerhuis Jan Jansen Bouwman
Zanden van der Rik Jansen Bouwman

 

Geraadpleegde bronnen:

  1. Ede’s Archief.
  2. Boek: Otterlo vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, J.A.Vos, 2016.
  3. Reacties en opmerkingen van Dhr. R. van Amerongen, Wekerom.
  4. Hofman Piet, Martin Hijink, Otterlo, Eigenzinnig en Verdraagzaam 855-2005, Uitg. GVO grafisch Bedrijf bv, Veenendaal, 2005.
  5. Interviews met Dhr. Jas Beumer, 1999-2000, Jan A.Vos.