OVER RAZZIA’S EN ‘VLIEGENDE PAARDEN’.
Er zijn in de oorlog razzia’s gehouden, eerst vooral in Amsterdam om Joden bijeen te drijven en te deporteren en soms ook als represaillemaatregel bij sabotageacties. In 1942 werd een er arbeidsplicht ingesteld op basis waarvan mannen die hier niet onmisbaar werden geacht in Duitsland te werk werden gesteld. Enkele honderdduizenden mannen vertrokken, ook doken velen onder.
Maar in de loop van 1944 raakte Duitsland steeds meer in de problemen. Om meer hulpkrachten te kunnen inzetten zijn er in dat najaar en winter meer dan 100.000 Nederlanders opgepakt tijdens razzia’s in Rotterdam, Noord-Limburg en andere plaatsen en meestal naar Duitsland afgevoerd. Begrijpelijk veroorzaakten deze acties grote angst onder de bevolking, want je wist niet wat je boven het hoofd hing. Maar ook het vorderen van fietsen en paarden kwam regelmatig voor, hetgeen ontwrichtend werkte voor bedrijven en burgers.
Hier op de Zuid en Midden-Veluwe kreeg de bevolking in de herfst en winter van 1944/45 ook met razzia’s te maken, voor zover valt na te gaan vooral voor werkzaamheden in de ‘Sperrzone’, het verboden gebied langs de Rijn. Voor de aanleg van verdedigingsstellingen hadden de Duitsers arbeidskrachten nodig en zij haalden die direct buiten de zone. Er zijn verschillende razzia’s geweest in Ede, Barneveld en andere dorpen.
9
Op Mossel werden op 20 januari 1945 van de ongeveer 50 evacués vrijwel alle mannen, op een enkele 60-plusser na, door de Duitsers meegenomen en te werk gesteld tussen Renkum en Wageningen. Maar binnen een week konden ze allen ontsnappen en op Mossel terug keren.
Op 16 november 1944 werd er in Otterlo een omvangrijke en goed voorbereide razzia gehouden, die kennelijk meer doelen diende dan alleen arbeidskrachten voor stellingbouw. De bevolking van Otterlo en omgeving was door het Rode Kruisziekenhuis en de evacués drie of vier keer zo groot geworden en het Duitse gezag vertrouwde dat niet.
Op 15 november werd Otterlo door enkele landwachters in burger verkend. `s Avonds werden in Lunteren landwachters uit de hele omgeving verzameld. Vervolgens reden de volgende dag om vijf uur in de morgen 250 landwachters op de fiets naar Otterlo en omsingelden het dorp. Van buitenaf naar binnen toe werd het dorp uitgekamd waarbij alle inwoners verzameld werden op enkele verzamelplaatsen. Alle huizen, schuren, kippenhokken, enz. werden doorzocht. Illegalen en onderduikers werden gearresteerd, radiotoestellen in beslag genomen, maar ook benzinevoorraden, motoren, banden, enz. In de loop van de middag werden 200 mannen tussen 16 en 60 jaar afgemarcheerd naar Velp, voor werkzaamheden aan de legerstellingen in de ‘Sperrzone” (*8).
Winnie Zondag, evacué in Otterlo (zie deel 1.) vertelt het volgende over deze razzia. Zij en haar vader verrichtten toen werkzaamheden voor het Rode Kruis, zij in café Poelman (nu Grand Café Kruller) en vader op het Rode Kruis magazijn bij van der Brink (begin Arnhemseweg).
“`s Morgens om half zeven werd er hard op de deur gebonsd door twee soldaten. We moesten ons klaar maken en mee naar Poelman. Daar werd het hele dorp verzameld. De mensen waren angstig, natuurlijk omdat we niet wisten wat er zou gebeuren. De Rode Kruis insignes en armbanden moesten worden afgedaan. Na een tijd wachten kwam er bericht dat de vrouwen weg mochten. Ik ben toen, wat verstopt, blijven toe kijken wat er ging gebeuren. Vervolgens werden een aantal, meest oudere mannen bij Poelman naar binnen gestuurd en de anderen, waaronder Hans mijn verloofde, moesten naar de er tegenover liggende Ericaschool. De mannen bij Poelman, ouderen en ook mensen met een Rode Kruis bewijs mochten een kwartier later weer vertrekken, maar voor de groep in de school zag het er slecht uit. Toen kwamen we ineens op het idee dat er van Hans nog een doktersattest uit Amsterdam lag, waarin stond dat hij een ernstige, besmettelijke ziekte had. Ik de school in om hem het attest te brengen. In de gang liep ik door de plassen urine, want het sanitair van de school was helemaal niet berekend op het grote aantal bezorgde mannen. Ik klamp de ‘kapitein’ aan met het verhaal dat Hans een ‘ernsthafte und ansteckende Krankheit’ heeft. Ik krijg hem zover dat hij met Hans en het attest naar dr.Laterveer in de Rode Kruispost bij Poelman loopt. Die vertelt hem dat Hans geslachtsziek is en iedere dag in het ziekenhuis moet worden behandeld. Toen werd Hans vrijgelaten”.
Na enkele dagen kwamen verschillende mannen uit Velp alweer terug, sluipend door de bossen. Ook Henk Schreuder was weer thuis. Vervolgens werd in het huis van de Schreuders onder de kamervloer een schuilplaats uitgegraven zodat Henk en Hans zich bij nieuwe razzia’s goed konden verstoppen.
De Duitsers hadden in de gebieden waar stellingen moesten worden aangelegd nauwelijks of geen voorzieningen voor opvang van de arbeiders. Als er te veel van hen verdwenen waren en het werk was nog niet klaar, dan werd er ergens een nieuwe razzia gehouden.
Fiets razzia.
Ongeveer veertien dagen later werd er weer een razzia in Otterlo gehouden. Dus Henk en Hans kropen weg onder de vloer. Maar het bleek al snel dat de bezetters uit waren op de fietsen. In de tuin van Poelman werden de fietsen verzameld. Met pijn en moeite konden enkele Rode
10
Kruis medewerkers hun fietsen terugkrijgen. De rest van de fietsen werd opgeborgen in de leegstaande paardenbarak van het Duitse opleidingskamp op de Hoef tussen Otterlo en Harskamp.
Duits kamp op de Hoef.
Op de Hoef was n.l. in het voorjaar van 1941 door de Duitsers een nieuw opleidingskamp gebouwd met 12 barakken van elk 100 slaapplaatsen, 4 wasgelegenheden, 2 grote keukens, 1 paardenbarak, 4 bunkers ter bescherming tegen luchtaanvallen en een barak voor de staf aan de westzijde van de Harskamperweg. Het terrein, ongeveer 100 ha was toen bezit van De Hoge Veluwe en was in beslag genomen door de Duitsers. Duitsland had voortdurend verse troepen nodig en had behoefte aan een grotere opleidingscapaciteit. Hier konden per twee maanden maximaal 1200 infanteristen voor het Duitse leger worden opgeleid, waarvoor de voorzieningen van het aangrenzende Infanterie Schietkamp (ISK) werd gebruikt. Daar werd bij de training van rekruten niet alleen met lichte wapens maar ook met kanonnen geschoten. Het terrein van de Hoef was niet afgesloten of omheind (zoals tegenwoordig), al werd er wel wachtgelopen, maar de rekruten leefden geheel geïsoleerd van de omgeving. Het is dan ook een wat wonderlijke zaak, dat hier tot september 1944 duizenden soldaten voor de slagvelden in Europa werden opgeleid. Verder is het vreemd dat het kamp in de oorlog nooit door geallieerde vliegtuigen werd aangevallen. Het ISK wel!
De Hoef, ongeveer tien jaar geleden aangekocht door Defensie, is vanaf ingangen aan de Harskamperweg en Apeldoornseweg vrij toegankelijk. De restanten van bunkers, wasgelegenheden en parkeergaten voor voertuigen zijn nog zichtbaar.(foto)
In het kamp werkten enkele mannen, afkomstig uit de omgeving, die op deze wijze aan ‘Arbeitseinsatz’ in Duitsland ontsnapten. Zij kwamen de fietsen tegen in de barak en herkenden verschillende exemplaren zoals de bakkersfiets van bakker van Lunteren te Otterlo.
Dus verstopten zij een aantal fietsen in de bosjes in de buurt en deze werden ’s avonds in donker opgehaald. De volgende morgen vond de bakker tot zijn stomme verbazing zijn bakkersfiets weer terug, netjes achter de bakkerij.
Vorderingen van paarden.
Aan het eind van de oorlog kreeg Duitsland ook een toenemend gebrek aan benzine en dieselolie. Bij het vervoer van kanonnen, proviand en ander materieel werden steeds meer paarden ingeschakeld. Hoewel de paardenbarak op De Hoef aangeeft dat het Duitse leger al vanaf het begin van de oorlog op beperkte schaal paarden gebruikte, werd het nu bittere noodzaak. Boeren werden gedwongen om hun paard (en) af te staan. In Otterlo werd voor zo`n vorderingsactie de plaatselijke politie ingeschakeld. Michels en Van Zwetselaar van de Gemeentepolitie Ede, beiden uit het goede hout gesneden, verzonnen listen en rekten tijd om het verzet en boeren te kunnen waarschuwen. Zo brachten zij de vorderaars eens naar een adres waar paarden waren, maar waarvan zij wisten dat de bewoners Duitsgezind waren. Of naar een boer die een ‘Ausweis’ van onmisbaarheid had voor zijn paard.
Verschillende boeren lieten hun paarden onderduiken bij vrienden elders zonder (boeren)bedrijf. Toen begin april 1945 Duitse kwartiermakers in mijn geboortedorp in NO Overijssel de inkwartiering van een legergroep aankondigden, werd ons paard ijlings 2 km verderop ondergebracht. Vervolgens kregen wij 30 Duitse soldaten in de schuur! Natuurlijk liep het niet altijd goed af. Toen de politie van Otterlo met leden van het Duitse gezag voor een vordering bewust naar een paar huizen ging waar toch geen paarden stonden, bleek er daar juist een ondergedoken te staan. Die werd wel meegenomen!
De Pegasus tochten.
In het najaar en winter van 1944/45 waren tochten georganiseerd door het verzet om op de Veluwe achtergebleven en ondergedoken parachutisten, piloten en enige anderen over de Rijn naar bevrijd gebied te brengen, belangrijke gebeurtenissen. In ons gebied en de aangrenzende zuid Veluwezoom zijn twee omvangrijke pogingen van veel betekenis geweest. Zij kregen de beeldende naam Pegasus (I en II), naar het ‘vliegend paard’ uit de Griekse mythologie. Maar letterlijk was vliegen er niet bij. In dit gebied was zo`n tocht extra moeilijk omdat een groep dan door de verboden ‘Sperrzone’ moest trekken en vervolgens in bootjes de Rijn zou moeten oversteken.
Eerst was er hoop dat het geallieerde offensief snel zou worden hervat, maar al spoedig werd duidelijk dat het wel voorjaar 1945 zou worden. Dus zocht het verzet contact met de geallieerden in de Betuwe om in goed gecoördineerde acties Airbornes over de Rijn te brengen.
In de nacht van 22 en 23 oktober vond de eerste overtocht plaats tussen Renkum en Wageningen van ca 140 man. Juist in die dagen moest de bevolking van Bennekom evacueren en in die drukte viel de verplaatsing van kleine groepjes Airbornes naar een verzamelplek in het bos bij restaurant Nol in’t Bosch (tussen Renkum en Wageningen) minder op. In jacht-hut De Schuilevink in het Planken Wambuis waren 45 personen verzameld en die werden in Rode Kruis auto’s (aangedreven met houtgasinstallaties) over Otterlo, Ede, Bennekom naar de verzamelplek vervoerd. Pegasus I werd een compleet succes.
Aangemoedigd door dit resultaat werd een tweede tocht (Pegasus II) georganiseerd van 16 tot 18 november. Het doel was om nu een paar km oostelijker bij het Heterense veer de Rijn over te steken. Verzameld te Meulunteren liepen ca 75 personen eerst naar een bosgebied bij het Wekeromse zand en verbleven daar een dag. De volgende nacht vervolgde men de uitgezette route, terwijl men onderweg op bepaalde plaatsen nog mensen oppikte. De groep liep langs de Hartenberg het Planken Wambuis in langs het Mosselseveld. Daar op de kruising dicht bij Mossel besloot de Engelse commandant van de groep, omdat ze wat in tijdnood kwamen, tegen het dringende advies van de Nederlandse gidsen in, om een kortere route richting via de Heibloem/ Ginkel te nemen. Daar stonden echter sterke Duitse artilleriebatterijen met bemanning, waarmee zij in gevecht raakten. Daarbij vielen doden en gewonden en raakte een grote groep in krijgsgevangenschap. Slechts 7 personen bereikten de overkant van de Rijn.
Over deze tochten, waarvan het bovenstaande een korte samenvatting is, zijn gedetailleerde boeken en hoofdstukken geschreven. Als hommage aan deze acties worden er jaarlijks in de herfst de Pegasus wandeltochten gehouden, waarbij de wandelaars grote delen van de oorspronkelijke trajecten volgen (*10).